Het was ergens tussen kerst en de jaarwisseling in 1979: Peter en ik zaten met vriend K. wat te kletsen over van alles en vakanties. Het begon met wat flauwekullen, daarna werd het wat gerichter fantaseren en uiteindelijk (met dank aan een flinke dosis meligheid en wat pilsjes) borrelde het plan op met ons drietjes een “echt verre” reis te maken.
Moskou was een optie met daarnaast de VS. Nou zijn er veel meer plekken die onder “echt ver” vallen maar ik heb geen idee meer hoe we juist op die twee, qua politiek en samenleving, uitersten kwamen. Volgens Peter had het vooral te maken het eerdergenoemde pilsjes toch kan dat niet alleen de reden zijn geweest aangezien ik geen pilsdrinker was (en nog steeds niet ben).
Hoe dan ook: aan het eind van de avond wilden we naar Moskou of naar de VS, en afgesproken werd dat Peet en ik zouden onderzoeken wat de mogelijkheden, de voors en de tegens van die bestemmingen waren.
Een paar dagen later zaten we (1979/1980: geen internet, geen computer, geen tripadvisor) op een reisbureau en weer een paar dagen later hakten we, samen met K., de knoop door: het zou Amerika worden.
Een zeer voordelige aanbieding en de romantiek van rondtrekken in een camper wonnen het van de stedentrip. We regelden, via dat reisbureau, vliegtickets, visa, de huur van de camper. We kochten, bij gebrek aan creditcards, traveler checks om ter plekke onze guldens in dollars om te kunnen zetten en verhoogden de dekking van onze aansprakelijkheidsverzekering voor het geval we ge-sued zouden worden. (Amerikanen stonden ook toen al bekend om het voor het minste geringste aanklagen van elkaar en dus waarschijnlijk, zo werden wij gewaarschuwd, helemaal van argeloze toeristen.)
Natuurlijk was niet iedereen even enthousiast over onze plannen. Er waren wel bewonderende reacties ("Jullie durven!") maar ook wat minder positieve als “Waarom? Waarom zo ver?”, zelfs “Vind je dat niet wat onverantwoordelijk?” en ook “Hoe kunnen we jullie daar ooit bereiken als er iets is?”.
Die laatste opmerking was de enige die, wat ons betreft, hout sneed, al heeft het ons geen tel doen twijfelen. K. had nog de fout gemaakt om zijn ouders te beloven dat hij zou bellen zodra wij aangekomen waren maar dat heeft hij niet kunnen waarmaken. Telefoneren naar Nederland kon alleen met een creditcard, die wij dus niet hadden, of vanuit een hotel maar dan moest je daar wel een kamer hebben.
We hebben onze ouders wat aangedaan, ja.
Maar we hebben wel een onvergetelijke vakantie gehad.
We zijn bijna ingesneeuwd in een van de mooiste parken van Amerika, we hebben een woestijn in bloei gezien, onze armen om de stam van een immens grote sequoia geslagen en op de rand van de Grand Canyon gezeten.
We hebben uren naar bevers die in hun burcht bezig waren gekeken, eekhoorntjes gevoerd, de fraaiste watervallen en gebergten gezien.
We hebben een gezellige avond met een stel uit Israël doorgebracht en onze maaltijd bij een kampvuur met hen gedeeld (omdat zij geen vlees aten, wilden wij hen verrassen met pannenkoeken, immers echt Nederlands. “Ah, flensjes!” was hun reactie.).
We hebben ons vergaapt aan al die bijzondere landschappen en uitzichten en, met onze neus dichtgeknepen vanwege de zwavelgeur, de prachtige kleuren van geisers bewonderd.
We hebben zo Amerikaans mogelijk geknauwd en toch de vraag gekregen waar wij vandaan kwamen (“Holland? That’s in Sweden, right?”).
En we hebben ki-lo-me-ters gereden. Ruim zevenenhalf duizend kilometers hebben we gereden.
Nogmaals: het was een onvergetelijke vakantie. Het doorkijken van de drie fotoalbums die we daarvan gemaakt hebben is na al die jaren (ruim veertig!) nog steeds een heerlijke walk down memory lane.
Nu vraag ik mijzelf wel eens af hoe die reis verlopen zou zijn als er al wel internet en smartphones en sociale media hadden bestaan.
Toen hadden we een cassetterecorder en spraken we een soort reisverslag in, zouden we nu uitgebreide verhalen op Facebook of een site als waarbenje.nu geplaatst hebben?
Toen maakten we foto’s met dat ene toestel dat Peter bij zich had, zouden we nu het thuisfront in een groepsapp gespamd hebben met foto’s, filmpjes en berichtjes als “Onze eerste bizon!!” en “Het is nog mooier dan we hadden verwacht...”?
Toen wisten we wel welke parken we wilden bezoeken en welke routes we wilden rijden, een navigatiesysteem zou daarbij goed van pas gekomen zijn maar dat uitvouwen van een kaart, het zoeken naar de beste weg en het glijden met je vinger van dat ene puntje naar het andere op die kaart voegden beslist iets avontuurlijks toe.
Ik zou nu niet meer zonder mijn iPhone kunnen en vooral willen maar dat we die trip, toen in april 1980, met "alleen maar" papieren wegenkaarten, het weerbericht uit de autoradio en de borden langs de wegen hebben “moeten” maken, vind ik met de jaren alleen maar bijzonderder worden. En stoerder, dat ook. Maar onverantwoordelijk: beslist niet!
2 opmerkingen:
Dit jaar weer….. K.
En dan ontbijt je weer met big mac's? ;)
Een reactie posten