Terwijl
ik de afwasmachine aan het leeghalen ben vraagt een bezoeker hoe laat de
schaakclub begint. Een collega pakt de theedoek uit mijn hand: “Ik neem het van
je over, wil jij dan even een nieuw pasje voor een klant maken? O, en er
is iemand die informatie wil over de computercursus die jij geeft.”
Als ik
dat allemaal (en nog iets meer) afgehandeld heb, ruik ik de soep die alvast voor het wekelijkse etentje opgewarmd wordt, zie ik een andere collega wat
verfspatjes van het volksschilderen van die ochtend opvegen en hoor ik kinderen
juichen bij het tafelvoetbalspel. Moet ik vragen of het ietsjes rustiger kan?
Maar de jongen die aan één van de leestafels op zijn laptop aan het werk is,
heeft oortjes in en schijnt er geen last van te hebben.
Het is een gewone werkdag in de
bibliotheek.
Een gewone werkdag sinds een half
jaartje.
Ik werk inmiddels ruim vijftien jaar
op een filiaal van de Edese bibliotheek en in die tijd heb ik veel
veranderingen meegemaakt. Aan een aantal heb ik zelfs mee mogen werken. Ik zag
het als mógen ja, niet moéten. Niet elke verandering is een verbetering maar ik
zou het verontrustend (en stiekem ook wel saai) vinden als alles altijd hetzelfde zou blijven.
Bovendien hebben de meeste veranderingen, met als op één na grootste voorbeeld
de zelfscan-apparaten, geleid tot meer tijd vóór en dus contact mét onze klanten
en bezoekers, en dat is wat ik het leukste aan mijn werk vind. (Oké, oké, ik
vind lezen nog leuker minstens zo leuk maar om de een of
andere reden wordt het toch meer gewaardeerd als ik met mensen in gesprek ben
dan wanneer ik in een hoekje verdiept in een boek zit.)
Ik noemde de invoer van
zelfscan-apparaten de op één na grootste verandering, de grootste, de meest
ingrijpende verandering is namelijk dat sinds vorig jaar augustus wijkbewoners
(en ook andere Edenaren) niet alleen voor het lenen van boeken bij ons terecht
kunnen maar ook om een workshop of cursus te volgen, in een clubje te
handwerken, een partijtje te schaken of te dammen, op vrijdagmiddag mee te eten
en het spreekuur van het Taalhuis te bezoeken. Om maar een paar mogelijkheden te
noemen. Daarbij (en daarom) is het filiaal nu zes hele dagen en een avond open
in plaats van de drie middagen en twee avonden.
Dit alles was en is soms nog behoorlijk
wennen. Wennen voor de mensen die gewend waren om “gewoon”, lekker rustig wat
boeken uit te komen zoeken en/of een tijdschrift of krant te lezen. En ook
wennen voor ons, bibliotheekmedewerkers, die nu niet alleen met bezoekers voor
heel andere activiteiten te maken hebben maar die ook, vanwege de veel ruimere
openingstijden, met vrijwilligers samenwerken.
“Hoe is dit alles nu voor jou?” vroeg
een kennis laatst. “Dit is toch totaal anders werken?” Ik antwoordde dat ik
niet lang nodig had gehad om me aan te passen en dat ik zelfs niet meer terug zou
willen naar de oude situatie van “alleen maar” bibliotheek, van “alleen maar”
bibliotheekklanten en van “alleen maar” bibliotheekcollega’s. Deze opzet is
niet alleen een dynamische en inspirerende plek om in te werken maar ook om,
als de wijkbewoner die ik toch ook ben, te bezoeken.
Of er dan echt niets was waar ik wél
erg of desnoods een beetje aan heb moeten wennen, vroeg ze toen. Kennelijk kon zij het zich niet zo goed voorstellen. “Ja, er is wel een verandering waar ik me
nog elke week erg bewust van ben,” zei ik en zij keek mij afwachtend aan. “Ik
heb mijn maandag voor de dinsdag verruild, dus nu heb ik een dag extra weekend. Dat is nóg steeds zo wennen op de zondagavond! Zo heerlijk wennen!”
Dat antwoord had zij niet zien aankomen maar, hoor eens, werken is leuk maar ik moet natuurlijk ook wel tijd hebben om te lezen!
Klik op de foto voor het lezen van mijn bijdrage aan dit artikel |