Een vroege vrijdagochtendloop in het bos en langs de hei. Ik doe het zelden als ik daarna moet werken maar nu was het Nodig. Heel erg Nodig. Het was niet alleen buiten grijs de laatste dagen maar ook grijs in mijn hoofd en in mijn hart. En hoewel Peter het nooit zat zal worden om mij te troosten, is er wel een grens aan het tranenabsorbtievermogen van zijn vest. Vandaar dat ik de wekker zette. Om het laatste beetje grijs uit hoofd en hart te lopen.
Het was koud! Twee graden was het buiten volgens de weerapp op mijn telefoon. Heel veel graden meer in mijn bed.... En dan is het waar wat veel, zelfs de meest fanatieke lopers zeggen: de zwaarste stap is die over de drempel van je voordeur. Al kan je dat, wat mij betreft, ook vervangen door: die uit je bed op de koude slaapkamervloer.
Het werd die vrijdagochtend dus doorzetten. Uit bed en daarna warm aankleden, in een steenkoude auto naar het bos, “het valt wel mee, het valt wel mee, het valt wel mee” mompelen en vervolgens dapper warmlopen. Met muziek in mijn oren (heel toepasselijk begon mijn telefoon met, ik had het niet eens zelf uitgekozen, “What doesn’t kill you, makes you stronger!”) en al snel een strak aanvoelend gezicht van de kou.
Het was móói daar in het bos. Mooi, mooi, móói! Slierten nevel tussen de struiken met bomen die er bovenuit staken. Duidelijk van dichtbij, vaagjes in de verte.
Dat maïsveld aan het eind van het klinkerpad.... Die ochtend letterlijk oogverblindend!
De zon die door de ochtendmist door probeerde te breken.... En daar zo prachtig in slaagde.
En met de kou, de louterende inspanning en vooral met het steeds lichter wordende uitzicht verdween het laatste beetje grijs uit mijn hoofd en mijn hart.