Een foto, genomen tijdens mijn laatste dag werkend in de bieb, in “mijn” filiaal. Toen ik deze foto op mijn Facebookpagina postte, kwamen er veel reacties. Lieve reacties met één uitzondering. Deze uitzondering was niet niet-lief maar zo grappig dat ik er hardop van in de lach schoot: “weemoedigheid, die niemand kan verklaren”.
Ik herkende de tekst meteen. Niet zozeer omdat ik vroeger zo opgelet had bij Nederlandse literatuur en/of omdat ik mijn werk als bibliotheekmedewerker zo serieus neem (nam) maar vooral dankzij Lodewijk Asscher en Gert-Jan Segers. (Klik maar op deze link als je dit uitgelegd wil hebben.)
Die regel komt uit Het Huwelijk, een gedicht van Willem Elsschot en het gaat, heel kort samengevat, over een man die zijn huwelijk, zijn vrouw zo zat is dat hij haar het liefste dood zou willen slaan en hun huis in brand wil steken om ergens anders, met iemand anders, opnieuw te beginnen. Net als bij meneer Segers zijn maar een paar zinnen uit dat gedicht bij mij blijven hangen (maar anders dan hij wist ik nog wel waar het over ging):
Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad
staan wetten in de weg en praktische bezwaren,
en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.
De reactie vond ik dus grappig maar hij is gelukkig niet raak. Niet helemaal tenminste. Niet in de zin van dat ik mijn werk zo zat was en er daarom mee wil stoppen - wel omdat ik aan een nieuwe periode wil beginnen. Maar dan zonder die agressie, zonder iets of iemand om te brengen, in brand te steken.
En zeker niet de bieb, “mijn” filiaal. Het werk en de plek die ik zal missen. Erg zal missen.
En dan heb ik het nog niet eens over al die mensen (bezoekers natuurlijk, maar vooral degenen met wie ik samen heb gewerkt) die niet op deze foto staan. Als ik aan hen denk, als ik aan al die dierbare momenten en contacten met hen denk, dan knijpt het in mijn hart.
Weemoedigheid, die ik wél kan verklaren.