ik heb niet veel
nodig
– na een week op de
zetel
met griep tot in het kleinste
vingerkootje
overal natte
zakdoeken en mijn hoofd
in duizend stukken –
om plots weer
schoonheid te zien
in alles wat heel
lelijk is
op weg naar huis
van
de cinema
langs het station
de lange rode
trappen af
na eerst de wc-madam
in stukjes van 5
cent, rebellie
speciaal thuis
uitgezocht
voor mij een koppel,
een grote
en een kleine,
kaalgeschoren
koppen weggedoken
in
hun eigen vel
mijn voeten stap
voor stap
naar beneden, denken
‘ik moet dat
filmen’
dat licht en die
twee emmers
de stilte en gewoon
die gang
maar ik denk dat
elke keer
en ik vergeet dat
ook altijd
French vanilla
coffee
ruist nu door de
hersenen
dus Starbucks
ondanks de ban
of toch maar niet,
lokaal dan maar
Irani says ‘no’,
en het wordt
witte hete chocolade
met zo’n teutje
eraan
en schoon is alles
wat lelijk is,
winkels
in verval en
trottoirs
een zwart
verfrommeld kleedje
met kralen en
spaghettibandjes
zomaar in een bol
tegen een gevel
gegooid en ik
denk
‘ik moet dat
filmen’
maar ik denk dat
elke keer
en de wind brengt
vogelgeluiden
en een Nepalees met een pirouetje
en een basball-klak
en hoe raar
dat alles op een
zondagnamiddag
gewoon doorrijdt en blijft draaien
in de
Provinciestraat
ook na maanden daar
niet te zijn
noch te zien dat er
in de etalage
van de apotheker tegenwoordig
een grijswollen vest
met rits hangt te
zweven
in de zachte namiddagzon