blame
Uiterlijk
enkelvoud | meervoud |
---|---|
blame | - |
blame
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to blame |
he/she/it | blames |
verleden tijd | blamed |
voltooid deelwoord |
blamed |
onvoltooid deelwoord |
blaming |
gebiedende wijs | blame |
blame
- overgankelijk beschuldigen, de schuld geven aan
- «He blamed them for the accident.»
- Hij gaf hun de schuld van het ongeval.
- «He blamed them for the accident.»
- IPA: /blaːmɐ/ (Etsbergs)
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
blame |
blaamdje |
geblaamp |
zwak | volledig |
blame
Categorieën:
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 5
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Werkwoord in het Engels
- Overgankelijk werkwoord in het Engels
- Woorden in het Limburgs
- Woorden in het Limburgs met IPA-weergave
- Zwak werkwoord in het Limburgs
- Werkwoord in het Limburgs