Judas

nominatief	Judas
genitief	Judas'

De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.

Niet te verwarren met: judas

Nederlands

Uitspraak

Geluid: Judas (hulp, bestand)
IPA: / ˈjydɑs / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

Ju·das

Woordherkomst en -opbouw

via Middelnederlands Judas, Latijn Iudas en en Oudgrieks Ἰούδας en (Ioúdas), hellenistische vorm van Hebreeuws יְהוּדָה en (Jehuda), naam van meerdere personen in de Bijbel ^[1] ^[2] ^[3] ^[4] ^[5]

Eigennaam

Judas m

(religie) naam van meerdere personen in de Bijbel
1. een van de Levieten die een niet-Joodse vrouw had (3 Ezra 9)
2. Judas Makkabeüs, leider van de Joodse opstand tegen de Seleuciden in de 2e eeuw v.Chr. (1 Makk. en 2 Makk., bijv. 1 Makk. 2:4, 3:1 e.v., 4:3 e.v., 5:3 e.v., 6:19 e.v., 7:6 e.v., 8:1 e.v., 9:5 e.v., 13:8, 14:18, 2 Makk. 1:10 2:14,20, 5:27, 8:1 e.v., 12:5 e.v., 13:1 e.v., 14:6 e.v., 15:1 e.v.)
3. Judas, zoon van Calfi, een overste in het Joodse leger tijdens de opstand tegen de Seleuciden in de 2e eeuw v.Chr. (1 Makk. 11:69)
4. Judas, zoon van Simon en neef van Judas Makkabeüs (1 Makk. 16:2 e.v.)
5. Judas de Galileeër, leider van een Joodse opstand tegen de Romeinen in 6 n.Chr. (Hand. 5:37)
6. Judas of Juda, de broer van Jezus (Matt. 13:55, Marcus 6:3, 14:10 e.v.)
7. Judas Iskariot, zoon van Simon, discipel van Jezus die hem verraadde (Matt. 10:4, 26:14, 27:3, Marcus 3:19, Luc. 6:16, 22:3, Joh. 6:71, 12:4, 13:2, 18:2 e.v., Hand. 1:16,25)
8. Judas Taddeüs, broer van Jacob, discipel van Jezus (Luc. 6:16, Joh. 14:22, Hand. 1:13, Jud.)
9. Judas, een christen die Salulus in Damascus onderdak gaf in de 1e eeuw n.Chr. (Hand. 9:11)
10. Judas Barsabas, leider van de christenen in Jeruzalem in de 1e eeuw n.Chr. (Hand. 15:22 e.v.)
(religie) boek in de Bijbel, in de vorm van een brief van Judas Taddeüs