Naar inhoud springen

Gewone fopzwam

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Gewone fopzwam
Gewone fopzwam
Taxonomische indeling
Rijk:Fungi (Schimmels)
Stam:Basidiomycota (Steeltjeszwam)
Klasse:Agaricomycetes
Onderklasse:Agaricomycetidae
Orde:Agaricales (Plaatjeszwam)
Familie:Hydnangiaceae
Geslacht:Laccaria
Soort
Laccaria laccata
(Scop.) Cooke (1884[1])
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Schimmels

De gewone fopzwam (Laccaria laccata) is een paddenstoel uit de familie Hydnangiaceae. De naam fopzwam geeft al aan dat deze soort moeilijk te herkennen is. Dat geldt zeker voor wat de kleur van de hoed betreft. Een beter kenmerk vormen de lamellen. Hij vormt ectomycorrhiza met loofbomen, vooral eiken (Quercus) en beuk (Fagus sylvatica), zelden ook met naaldbomen. Hij komt voor in allerlei typen loof- en gemengd bos en struwelen, vooral op voedselarme grond. Bij zeer jonge boompjes kunnen al vruchtlichamen gevormd worden.[2]

Eigenschappen

[bewerken | brontekst bewerken]

Uiterlijke kenmerken

[bewerken | brontekst bewerken]
Hoed

De hoed heeft een doorsnede van 2 tot 7 cm[3]. De vorm is gewelfd tot licht klokvormig. Soms is de hoed in het centrum verdiept. Het oppervlak is licht schubbig. Bij vocht is de hoed roodbruin met een gestreepte rand, bij droogte is deze geelachtig bruin.

Steel

De steel is 5 tot 10 cm lang en 6 tot 10 mm dik[3]. Deze is taai, roodachtig bruin en vaak gebogen.

Lamellen

De lamellen zijn breed aangehecht (adnate of decurrent), staan ver uit elkaar en zijn dik. De kleur is crème- tot vleeskleurig[4]. Ze hebben een enigszins wasachtig uiterlijk.

Smaak

De gewone fopzwam is eetbaar en heeft een milde smaak. Het wordt traditioneel gegeten door Zapoteken van Oaxaca (staat) in Mexico.[3]

Sporenprint

De sporenprint is wit[3].

Microscopische kenmerken

[bewerken | brontekst bewerken]

De basidia bevatten zijn 4-sporig. De basidiosporen zijn rond tot breed elliptisch, hebben stekels tot 2 µm lang en zijn 7 tot 10 µm groot.[5] Cheilocystidia zijn meestal aanwezig en meten tot 55 × 7,5 µm.

De gewone fopzwam komt voor in loof- en naaldbossen en op heidevelden, in de herfst.

De gewone fopzwam is wijdverbreid in Europa en Noord-Amerika en tot in Mexico en Costa Rica. In Noord-Amerika komt de door Charles Horton Peck beschreven rondsporige variëteit pallidifolia het meest voor, ook in Centraal-Europa komt deze variëteit vrijwel uitsluitend voor.

Hij komt zeer algemeen voor in Nederland[2]. Hij staat niet op de rode lijst en is niet bedreigd.