Gaan na inhoud

dag

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.
Die drukbare weergawe word nie meer ondersteun nie en kan leweringsfoute hê. Dateer asseblief jou blaaierboekmerke op en gebruik asseblief eerder die verstekblaaierdrukfunksie.
Die dag 12 September op 'n kalender aangedui.
Van Oudnederlands: dag; bekend sedert die 10de eeu. (Wachtendonkse Psalme). Van pgm *dagaz, moontlik verwant: Oudpruisies dagis: somer, Oudiers daig: vuur. PIE *dhegwh- "brand".[1]
Hulp:IPA: [dɑχ]
   
(lêer)
, meervoud: [ˈdɑːə]
دَخْ , meervoud: دَائِی
dag, meervoud: dá-ë
Enkelvoud Meervoud
  dag     dae    
Verkleiningsvorm
Enkelvoud Meervoud
  daggie     daggies  
  1. Tydsverloop tussen op- en ondergang van die son.
  2. Tydsverloop van 24 uur.
  3. Werktyd.
  4. Daglig, sonlig.

    Sinonieme

2.: etmaal

    Antonieme

1.: nag.

    Holonieme

week, maand, jaar, eeu

    Meronieme

oggend, môre, middag, aand, (2.:) nag
uur, minuut, sekonde

    Hiponieme

Weekdae.
Besondere dae.

    Vertalings

  Vertalings:   1. Tydsverloop tussen op- en ondergang van die son.
Arabies: نهار(ar) (nahaar)
Deens: dag(da)
Engels (Oud-): dæȝ̇ (ang)
Esperanto: tago(eo)
Fins: päivä(fi)
Faroëes: dagur(fo)
Frans: jour(fr)
Herero: eyuva
Ido: jorno(io)
Japannees: 日中(ja) (にっちゅう, nicchū), (ja) (ひる, hiru), 昼間(ja) (ひるま, hiruma)
Klingon: jaj
Lets: diena(lv)
Litaus: diena
Nederlands: dag(nl)
Noors (Boekmaal): dag
Noors (Nieu-): dag(nn)
Noors (Oud-): dagr
Pools: dzień(pl)
Swahili: mchana(sw)
Sweeds: dag(sv)
Turks: gündüz(tr)
Turks (Osmaans): گوندوز(osm) (gündüz)
Venda: ḓuvha
Xhosa: imini
Zoeloe: imini(zu), ilanga(zu); umuhla(zu)
  Vertalings:   2. Tydsverloop van 24 uur.
Arabies: يوم(ar) (jaum)
Deens: dag(da); døgn(da)
Engels (Oud-): dōȝor (ang)
Esperanto: tago(eo); tagnokto(eo)
Fins: päivä(fi); vuorokausi(fi)
Faroëes: dagur(fo); samdøgur(fo)
Frans: jour(fr); journée(fr)
Ido: jorno(io); dio(io)
Japannees: (ja) (, hi), 一日(ja) (いちにち, ichinichi)
Klingon: pem
Litaus: para
Masai: enkolong'
Nederlands: dag(nl), etmaal(nl)
Noors (Boekmaal): dag, døgn
Noors (Nieu-): dag(nn), døger(nn), døgn(nn)
Noors (Oud-): dœgr
Pools: doba(pl)
Swahili: siku(sw)
Sweeds: dag(sv), dygn(sv)
Turks: gün(tr)
Turks (Osmaans): گون (gün), یوم (yevm), روز (ruz)
Xhosa: usuku
Zoeloe: umuhla(zu), usuku(zu)
  Vertalings:   3. Werktyd
Deens: dag(da)
Esperanto: tago(eo)
Fins: päivä(fi)
Faroëes: dagur(fo)
Frans: jour(fr)
Ido: jorno(io)
Nederlands: dag(nl)
Noors (Boekmaal): dag
Noors (Nieu-): dag(nn)
Sweeds: dag(sv)
  Vertalings:   4. Daglig, sonlig
Deens: dag(da)
Esperanto: tago(eo)
Fins: päivä(fi)
Faroëes: dagur(fo)
Frans: jour(fr)
Ido: jorno(io)
Nederlands: dag(nl)
Noors (Boekmaal): dag
Noors (Nieu-): dag(nn)
Sweeds: dag(sv)
  Vertalings:   Vertalings wat nagegaan moet word
Duits: Tag(de)
Duits (Middelhoog-): tac
Duits (Ou Hoog-): tag
Engels: day(en)
Engels (Middel-): day
Fries (Oud-): dei, (ofs)
Galicies: día(gl)
Goties: 𐌳𐌰𐌲𐍃 (dags)
Grieks (Dhimotiki): ημέρα(el) (imera), μέρα(el) (mera)
Grieks (Katharewoesa): ἡμέρα(el) (imera)
Interlingue: die(ie)
Jiddisj: טאָג (tog) (yi)
Latyn: dies(la)
Limburgs: daag(li)
Luxemburgs: Dag(lb)
Middelnederlands: dach
Oudnederlands: dag
Ngala: mokɔlɔ(ln)
Russies: день(ru)
Saksies (Middel-): dach
Saksies (Oud-): dag
Volapük: del(vo)
Yslands: dagur(is)


Tussenwerpsel
dag
  1. Begroetingsterm.
  2. Afskeidsgroet.

    Vertalings

  Vertalings:    dag
Duits: 1 Tag(de), Hallo(de); 2 Tschüss(de)
Engels: 1 good day(en); 2 goodbye(en)


Werkwoord
dag
Onvoltooid verlede tyd van ☞ dink
Ek dag dis te laat.

Meer inligting

Sien Wikipedia vir meer inligting oor dag.


Naamval Enkelvoud Meervoud
  Onbepaald Bepaald Onbepaald Bepaald
Nominatief dag m dagen dager dagene  
Genitief dags dagens dagers dagenes
IPA: [daːg], bepaald: [ˈdaːgən]; meervoud: [ˈdaːgər], bepaald: [ˈdaːgənə]
Dag

    Sinonieme

(Tydsverloop van 24 uur:) døgn


Enkelvoud Meervoud
Naamval Onbepaald Bepaald Onbepaald Bepaald
Nominatief dag g dagen dage dagene  
Genitief dags dagens dages dagenes
IPA: [d̥ɛ̜ˑˀ(j)], bepaald: [ˈd̥ɛ̜ˑˀ(j)ən]; meervoud: [ˈd̥ɛ̜ː(j)ə], bepaald: [ˈd̥ɛ̜ː(j)ənə]
Dag

    Sinonieme

(Tydsverloop van 24 uur:) døgn


Enkelvoud Meervoud
Naamwoord dag m dagen 
Verkleinwoord dagje, daagje,
  (Vlaams:)
  dagske
dagjes, daagjes,
  (Vlaams:)
  dagskes 
Verouderde vorme
Genitief daags dagen  
Datief dage dagen
IPA:
Nederlands: [dɑx], meervoud: [ˈdaːɣ̊ə(n)]
Belgies: [dɑɕ], meervoud: [ˈdaːʝə(n)]
Dag
Ou genitief daags in: tweemaal daags, 's anderendaags
Ou datief dage in: ouden van dage, heden ten dage, vandaag

    Sinonieme

(Tydsverloop van 24 uur:) etmaal


Naamval Enkelvoud Meervoud
Onbepaald Bepaald Onbepaald Bepaald
Nominatief dag m dagen dagar dagane
Genitief dags dagens dagars daganes
IPA: [daːg], bepaald: [ˈdaːgən]; meervoud: [˅daːgar], bepaald: [˅daːganə]
Dag

    Sinonieme

(Tydsverloop van 24 uur:) døger, døgn


Naamval Enkelvoud Meervoud
Nominatief dag m daga
Genitief dages dago
Datief dage dagon
Akkusatief dag daga
IPA: [daɣ], genitief: [ˈdaɣəs̺], datief: [ˈdaɣə]; meervoud: [ˈdaɣa], genitief: [ˈdaɣo], datief: [ˈdaɣon]
Dag


Naamval Enkelvoud Meervoud
Nominatief dag m dagos
Genitief dages dago
Datief dage dagum
Akkusatief dag dagos
Instrumentaal dagu
IPA: [daɣ], genitief: [ˈdaɣəs̺], datief: [ˈdaɣə], instrumentaal: [ˈdaɣʊ]; meervoud: [ˈdaɣos̺], genitief: [ˈdaɣo], datief: [ˈdaɣʊm]
Dag


Naamval Enkelvoud Meervoud
Onbepaald Bepaald Onbepaald Bepaald
Nominatief dag g dagen dagar dagarna
Genitief dags dagens dagars dagarnas
IPA: [dɑː(g)], bepaald: [ˈdɑːgən]; meervoud: [˅dɑːgar], bepaald: [˅dɑːgaɳa]
Dag

    Sinonieme

(Tydsverloop van 24 uur:) dygn