Naar inhoud springen

situeren

Uit WikiWoordenboek
  • si·tu·e·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
situeren
situeerde
gesitueerd
zwak -d volledig

situeren [2]

  1. overgankelijk plaatsen (in ruimte of tijd)
97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]