groot
Uiterlijk
- groot
- In de betekenis van ‘niet klein’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1177 [1]
|
|
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | groot | groter | grootst |
verbogen | grote | grotere | grootste |
partitief | groots | groters | - |
groot
- meer dan normaal in formaat
- ▸ Ik had een grote powerbank die mijn telefoon 12 keer kon opladen, dus besloot ik het vanaf toen alleen met digitale hulpmiddelen te doen.[2]
- ▸ Het werd me al snel duidelijk dat ik de trail volledig had onderschat. De bergpaden waren steiler, de zon heter, de slangen groter en de afstanden tussen waterpunten langer dan ik me had voorgesteld.[2]
- bewonderenswaardig, goed
- Hij was een groot man.
- machtig, belangrijk
- ▸ Mijn vrouw houdt niet van vliegen waardoor zij dertig jaar geleden de bewuste keuze heeft gemaakt dat nooit meer te doen. Ze was dan ook allang blij dat ze niet met mij mee hoefde op mijn verre reizen, maar was wel vanaf het begin mijn grootste supporter.[2]
- volwassen
- Grote mensen en kinderen.
- (2,3) groots
- geweldig, grandioos, groots, indrukwekkend, omvangrijk, onmetelijk, ontzaglijk, overweldigend, prachtig, royaal, ruim, uitgebreid, uitgestrekt, uitstekend, verheven, volgroeid, wijd
1. woorden met "groot" als laatste deel met (ook) een andere betekenis dan "heel groot"
|
|
1. meer dan normaal in formaat
2. bewonderenswaardig, goed
3. machtig, belangrijk
4. volwassen
groot
- in ruime mate
- ▸ De fles was gelukkig groot genoeg en uiteindelijk kon ik met een zucht van verlichting de dop erop draaien.[2]
- bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
- groothouden: Hij hield zich groot.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | groot | groten |
verkleinwoord | grootje | grootjes |
de groot m
- (numismatiek) een van oorsprong Italiaanse munt die tot 1496 ook in Vlaanderen gebruikt werd
- Het woord groot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "groot" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "groot" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ 2,0 2,1 2,2 2,3 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Bijwoord in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Numismatiek in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %