endosseren
Uiterlijk
- Geluid: endosseren (hulp, bestand)
- en·dos·se·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘overdragen van wissel door aantekening op achterkant’ voor het eerst aangetroffen in 1651 [1]
- afgeleid van het Franse endosser (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
endosseren |
endosseerde |
geëndosseerd |
zwak -d | volledig |
endosseren [3]
- overgankelijk (handel) een wissel of ander stuk aan een ander overdragen door op de rugzijde te ondertekenen en te dagtekenen
- Het woord endosseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "endosseren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ endosseren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Handel in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal