bunker
Uiterlijk
Niet te verwarren met: Bunker |
- bun·ker
- Leenwoord uit het Engels of Duits, in de betekenis van ‘verdedigingsstelling’ voor het eerst aangetroffen in 1940 [1]
- Van het Engelse bunker, het Franse bunker of het Duitse Bunker
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bunker | bunkers |
verkleinwoord | bunkertje | bunkertjes |
de bunker m
- uitgegraven en met beton zwaar versterkte verdedigingsstelling
- In Albanië lopen mensen rond met namen als ‘Proletar’, ‘Përparim’ (vooruitgang) en ‘Marenglen’, een combinatie van Marx, Engels en Lenin. Daarnaast verzorgen duizenden ronde bunkertjes een zichtbaar overblijfsel van de stalinistische dictatuur van communist Enver Hoxha (1908-1985). Ooit stonden er 800.000 verspreid over het land, ofwel 1 bunker op 4 inwoners. De paranoïde Hoxha had ze laten bouwen ter bescherming tegen een buitenlandse invasie.[2]
- (scheepvaart) bergruimte in een schip voor bijv. steenkolen, olie, zout of zand
- (sport) hindernis van zand op een golfbaan
- De twaalfde, een par drie, werd een lijdensweg die een half uur duurde. Zijn afslag was te kort en belandde met een stuit in het water van Rae’s Creek. Met zijn tweede slag begroef hij zijn club nog net niet in de grond, ging zijn bal veel te hoog en eindigde ook die met een doffe plons in het water. De bal in de bunker daarna kon je bijna zien aankomen. Spieth had de twee holes ervoor even brandlucht geroken en opeens stond zijn hele huis in de fik. „Ik kan me niet voorstellen dat dat leuk was voor wie dan ook om te ervaren”, zei de Amerikaan achteraf. „Het was een gebrek aan discipline om de bal over de bunker te slaan na twee bogeys in plaats van me te realiseren dat ik nog steeds de Masters leidde. Ik hoop dat ik dit nooit meer mee hoef te maken.”[3]
- [2] kolenbunker, oliebunker
- [3] golfbunker
vervoeging van |
---|
bunkeren |
bunker
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bunkeren
- Ik bunker.
- gebiedende wijs van bunkeren
- Bunker!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bunkeren
- Bunker je?
- Het woord bunker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bunker" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bunker" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Pieter van Os NRC 24 maart 2016
- ↑ Frank Huiskamp NRC 11 april 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- bun·ker
bunker
- tegenwoordige tijd van bunke
bunker, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van bunke
- bun·ker
bunker, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van bunke
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Scheepvaart in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Deens
- Woorden in het Deens van lengte 6
- Werkwoordsvorm in het Deens
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Deens
- Woorden in het Noors
- Woorden in het Noors van lengte 6
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Noors