aha

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  aha    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• aha

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘tussenwerpsel: uitroep van verrassing’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1850

Tussenwerpsel

aha

1. uitroep bij een aangename verrassing

   • Aha! Zo werkt dat dus. 

Afgeleide begrippen

• aha-effect, aha-erlebnis, aha-ervaring

Vertalingen

    1.   

Engels: aha (en)

Gangbaarheid

• Het woord aha staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aha" herkend door:

88 %	van de Nederlanders;
76 %	van de Vlamingen.

Afrikaans

Tussenwerpsel

aha

1. (palindroom) aha; uitroep bij een aangename verrassing

   «Aha! So werk dit dan.»

   Aha! Zo werkt dit dus.

Duits

Uitspraak

• IPA: /aha/, /ahaː/
• Geluid:  aha    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• aha

Tussenwerpsel

aha

1. (palindroom) aha; uitroep bij een aangename verrassing

   «Aha, so ist das also!»

   Aha, zo is dat dus.

Synoniemen

• ach so
• soso

Afgeleide begrippen

• Aha-Erlebnis / Ahaerlebnis
• Aha-Moment

Gotisch

Uitspraak

• IPA: /aha/

Zelfstandig naamwoord

aha

1. (palindroom) verstand, intellect
2. (palindroom) verstand, intelligentie

Schrijfwijzen

• 𐌰𐌷𐌰

Synoniemen

1. 𐌲𐌰𐌷𐌿𐌲𐌳𐍃 (gahugds)
2. 𐍆𐍂𐌰𐌸𐌹 (fraþi), 𐌷𐌿𐌲𐍃 (hugs)

Oudhoogduits

Woordafbreking

• aha

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Proto-Germaanse *ahwō

Zelfstandig naamwoord

aha v

1. (palindroom) water
2. (palindroom) stromend water: rivier, beek, stroom

Schrijfwijzen

• ahe

Overerving en ontlening

• Middelhoogduits: ahe

Tussenwerpsel

aha

1. ah, aha; uitroep van tevredenheid

Overerving en ontlening

• Middelhoogduits: aha

Oudsaksisch

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Proto-Germaanse *ahwō

Zelfstandig naamwoord

aha v

1. (palindroom) water
2. (palindroom) stromend water: rivier, beek, stroom

Pools

Uitspraak

• IPA: /axa/
• Geluid:  aha    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• a·ha

Tussenwerpsel

aha

1. (palindroom) aha; uitroep van verbazing of begrip.
2. (palindroom) ja

   «Byłaś tam? — Aha.»

   Ben je daar geweest? – Ja.

Synoniemen

1. –
2. tak

Slowaaks

Uitspraak

• IPA: /aɦa/

Woordafbreking

• aha

Tussenwerpsel

aha

1. (palindroom) aha; uitroep van verbazing of begrip.

   «Aha, teda tak.»

   Aha, zo dus.

Schrijfwijzen

• ahá

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /aɦa/

Woordafbreking

• aha

Zelfstandig naamwoord

aha o

1. (palindroom)(verouderd) toilet, wc; een plaats waar men kan urineren en zich kan ontlasten, meestal een kleine gesloten ruimte met een toiletpot

Verbuiging

	enkelvoud	meervoud
nominatief	aha	aha
genitief	aha	aha
datief	aha	aha
accusatief	aha	aha
vocatief	aha	aha
locatief	aha	aha
instrumentalis	aha	aha

Synoniemen

00 hajzl monbezield klozet monbezield prevét monbezield

toaleta v WC záchod monbezield záchodek monbezield

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Tussenwerpsel

aha

1. (palindroom) aha; uitroep van verbazing of begrip.

   «Aha, tak ono je to jinde.»

   Aha, dus dat is ergens anders.

Schrijfwijzen

• ahá

Synoniemen

• á

Verwijzingen

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)