Naar inhoud springen

afkeren

Uit WikiWoordenboek
  • af·ke·ren

afkeren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afkeren
keerde af
afgekeerd
zwak -d volledig
  1. omdraaien, afwenden
    • Hij keerde zich af van de ruzieënde kinderen. 
  2. afweren, afzetten
    • De jongeren keerden zich van de maatschappij af en begonnen hun eigen subcultuurtje. 
98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be