kruis
Jump to navigation
Jump to search
Afrikaans
[edit]Pronunciation
[edit]Etymology 1
[edit]From Dutch kruis, from Middle Dutch crûce, from Old Dutch *krūci, from Latin crux (“cross”).
Noun
[edit]kruis (plural kruise, diminutive kruisie)
- cross, sign of the cross
- crucifix
- Synonym: kruisbeeld
- (music) sharp
- croup, crupper
- rump of beef
- heads (side of a coin)
Derived terms
[edit]- kruisafneming
- kruisarm
- kruisarsering
- kruisbaar
- kruisbalans
- kruisbalk
- kruisband
- kruisbank
- kruisbeeld
- kruisbeen
- kruisbek
- kruisbereik
- kruisbessie
- kruisbestuiwing
- kruisbeuk
- kruisbevrugting
- kruisblom
- kruisblommig
- kruisbolletjie
- kruisboog
- kruisbuitel
- kruisdag
- kruisdood
- kruisdraad
- kruisdraagbalk
- kruisdraend
- kruisdraer
- kruiselings
- kruisgalery
- kruisgang
- kruisgeding
- kruisgewelf
- kruisgewys
- kruisgrafiek
- kruisgras
- Kruisheer
- kruishoogte
- kruishout
- kruisig
- kruising
- kruisinlating
- kruisjuk
- kruiskarmenaadjie
- kruiskerk
- kruisklamp
- kruisklets
- kruisknoop
- kruiskop
- kruiskoppelaar
- kruiskruid
- kruislaags
- kruislings
- kruisloper
- kruismaat
- kruisnok
- kruisoffer
- kruisondervraging
- kruisoptelling
- kruispad
- kruispeiling
- kruispen
- kruisprosessie
- kruispunt
- kruisraam
- kruisras
- kruisrib
- kruisridder
- kruisriem
- kruisskoot
- kruisskuif
- kruisskyf
- kruissnarig
- kruissnelheid
- kruisstang
- kruissteek
- kruisstraat
- kruisstreep
- kruisstuk
- kruisteelt
- kruisteken
- kruistog
- kruisuitwykspoor
- kruisvaarder
- kruisvaart
- kruisval
- kruisverband
- kruisverering
- kruisverheffing
- kruisverhoor
- kruisvermoë
- kruisvervoer
- kruisverwysing
- kruisvinding
- kruisvlug
- kruisvormig
- kruisvra
- kruisvraag
- kruisvuur
- kruisweg
- kruiswerk
- kruiswissel
- kruiswoorde
- kruiswoordraaisel
Etymology 2
[edit]From Dutch kruisen, from Middle Dutch crucen.
Verb
[edit]kruis (present kruis, present participle kruisende, past participle gekruis)
- to cross, to intersect
- to interbreed, crossbreed
- to crucify
- to cruise
Dutch
[edit]Pronunciation
[edit]Etymology 1
[edit]From Middle Dutch crûce, from Old Dutch *krūci, from Latin crux (“cross”).
Noun
[edit]kruis n (plural kruizen or kruisen, diminutive kruisje n)
- cross (X-shape)
- Hij droeg een houten kruis om zijn nek. ― He wore a wooden cross around his neck.
- Teken een kruis in het vakje. ― Draw an X in the box.
- Het kruis is een symbool in veel religies. ― The cross is a symbol in many religions.
- (heraldry) cross (such shape as used in heraldry)
- Het familiewapen had een gouden kruis op een blauw veld. ― The family crest had a gold cross on a blue field.
- cross (execution device with such shape)
- Jezus werd gekruisigd op een kruis. ― Jesus was crucified on a cross.
- (figuratively) cross (difficult or tortuous situation)
- Iedereen heeft zijn eigen kruis te dragen. ― Everyone has their own cross to bear.
- crotch
- De broek scheurde bij zijn kruis. ― The pants tore at his crotch.
- (music) sharp
- De noot had een kruis, wat betekent dat hij een halve toon hoger moet worden gespeeld. ― The note had a sharp, meaning it should be played a half tone higher.
- heads (side of a coin)
Derived terms
[edit]- andreaskruis
- burgerkruis
- hakenkruis
- inlegkruisje
- kruis of munt
- kruisbeeld
- kruisbestuiving
- kruisbloem
- kruisboog
- kruisdood
- kruiselings
- kruisen
- kruisgewelf
- kruisheer
- kruiskerk
- kruiskruid
- kruisribgewelf
- kruisridder
- kruisspin
- kruisteken
- kruistocht
- kruisvaarder
- kruisvaart
- kruisverwijzing
- kruisvormig
- palmkruis
- plaskruis
- Rode Kruis
- schuinkruis
- windkruis
- Zuiderkruis
Descendants
[edit]Etymology 2
[edit]See the etymology of the corresponding lemma form.
Verb
[edit]kruis
- inflection of kruisen:
Further reading
[edit]- “kruis” in Woordenlijst Nederlandse Taal – Officiële Spelling, Nederlandse Taalunie. [the official spelling word list for the Dutch language]
Categories:
- Afrikaans terms with IPA pronunciation
- Afrikaans terms inherited from Dutch
- Afrikaans terms derived from Dutch
- Afrikaans terms inherited from Middle Dutch
- Afrikaans terms derived from Middle Dutch
- Afrikaans terms inherited from Old Dutch
- Afrikaans terms derived from Old Dutch
- Afrikaans terms derived from Latin
- Afrikaans lemmas
- Afrikaans nouns
- af:Heraldic charges
- af:Music
- Afrikaans verbs
- Dutch terms with IPA pronunciation
- Dutch terms with audio pronunciation
- Rhymes:Dutch/œy̯s
- Rhymes:Dutch/œy̯s/1 syllable
- Dutch terms with homophones
- Dutch terms inherited from Middle Dutch
- Dutch terms derived from Middle Dutch
- Dutch terms inherited from Old Dutch
- Dutch terms derived from Old Dutch
- Dutch terms derived from Latin
- Dutch lemmas
- Dutch nouns
- Dutch nouns with plural in -en
- Dutch neuter nouns
- Dutch terms with usage examples
- nl:Heraldic charges
- nl:Music
- Dutch non-lemma forms
- Dutch verb forms