werkende
Uiterlijk
- wer·ken·de
- werkend met de uitgang -e, naamwoord van handeling van werken
vervoeging van: | werken |
werkende
- verbogen vorm van werkend, het onvoltooid deelwoord van werken
werkende
- verbogen vorm van de stellende trap van werkend
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | werkende | werkenden |
verkleinwoord |
- iemand die betaalde arbeid verricht
- Door de positieve financieel-economische ontwikkelingen ontstaat langzaam maar zeker weer ruimte voor groei van inkomens en voor gerichte investeringen in de toekomst. Het is verheugend dat de koopkracht dit jaar en komend jaar opnieuw groeit voor werkenden, ouderen en mensen met een uitkering. [1]
- Hoewel het Nederland economisch weer voor de wind gaat, zien de werkenden hun inkomen nauwelijks stijgen. Een steeds groter deel van de economische groei verdwijnt in de zakken van speculerende aandeelhouders [2]
- ▸ Het STAP-budget is bedoeld om werkenden en werkzoekenden te stimuleren zich te laten om- of bijscholen. Wie aan de voorwaarden voldoet, kan een tegemoetkoming in de studiekosten ontvangen van maximaal 1.000 euro per jaar. Voorwaarde is wel dat de opleiding is gericht op huidig of toekomstig werk.[3]
- Het woord werkende staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Troonrede 2016
- ↑ De Groene Amsterdammer
- ↑ Weblink bron “STAP-budget al binnen 2,5 uur op door stortvloed aan aanvragen” (01 juli 2022), NU.nl
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Verbogen vorm van het onvoltooid deelwoord in het Nederlands
- Bijvoeglijknaamwoordsvorm in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal