wasecht
Uiterlijk
- was·echt
- samenstelling van wassen ww en echt bn
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | wasecht | wasechter | wasechtst |
verbogen | wasechte | wasechtere | wasechtste |
partitief | wasechts | wasechters | - |
wasecht [1]
- van textiel dat men het kan wassen zonder het te beschadigen
- (figuurlijk) heel erg echt
- ▸ Dat maakt hem tot een wasechte, onvervalste mandarijn.[2]
- [2] onvervalst
- Het woord wasecht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wasecht" herkend door:
52 % | van de Nederlanders; |
40 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “De zwabbermoraal van Jan Blokker” (13/11/2009), HP de Tijd
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be