vleugelspits

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  vleugelspits    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• vleu·gel·spits

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  vleugel zn  en  spits zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	vleugelspits	vleugelspitsen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vleugelspits v / m

1. (sport) (voetbal) aanvaller die vanaf de zijkant opereert

   • PSV-trainer Mark van Bommel kan morgenavond in het thuisduel met SC Heerenveen weer een beroep doen op Hirving Lozano. De Mexicaanse vleugelspits meldde zich bij zijn bondscoach af voor de afgelopen interlandperiode.  
   • Ødegaard straalt, kwebbelt en geniet. ,,Ik krijg bij Vitesse heel veel vrijheid. En dat doet me goed. Ik ben geen authentieke vleugelspits. Ik moet zwerven. De wisselwerking met Vyacheslav Karavaev op rechts en met Matus Bero op het middenveld loopt daarvoor lekker. Dan kom ik ook het best tot mijn recht.”  

2. het uiteinde van een vleugel

Synoniemen

• [1] vleugelaanvaller

Hyponiemen

• [1] linksbuiten, rechtsbuiten

Verwante begrippen

• [1] midvoor

Vertalingen

    1. aanvaller die vanaf de zijkant opereert   

Engels: pinion (en), wing-tip (en),

Gangbaarheid

• Het woord vleugelspits staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vleugelspits" herkend door:

90 %	van de Nederlanders;
82 %	van de Vlamingen.