verwringen/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van verwringen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verwringen | te verwringen | ||||||||
toekomend | zullen verwringen | te zullen verwringen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben verwrongen | te hebben verwrongen | ||||||||
toekomend | verwrongen zullen hebben | verwrongen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
verwringend | verwrongen | ev. verwring |
mv. verouderd verwringt |
verwringe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | verwring | verwringt | verwringt | verwringt | verwringt | verwringen | verwringen | verwringen | |||
verleden (o.v.t.) | verwrong | verwrong | verwrong | verwrongt | verwrong | verwrongen | verwrongen | verwrongen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verwringen | zult/zal verwringen | zult/zal verwringen | zult verwringen | zal verwringen | zullen verwringen | zullen verwringen | zullen verwringen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verwringen | zou verwringen | zou(dt) verwringen | zoudt verwringen | zou verwringen | zouden verwringen | zouden verwringen | zouden verwringen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb verwrongen | hebt verwrongen | hebt/heeft verwrongen | hebt verwrongen | heeft verwrongen | hebben verwrongen | hebben verwrongen | hebben verwrongen | |||
verleden (v.v.t.) | had verwrongen | had verwrongen | had verwrongen | hadt verwrongen | had verwrongen | hadden verwrongen | hadden verwrongen | hadden verwrongen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verwrongen hebben | zal/zult verwrongen hebben | zult/zal verwrongen hebben | zult verwrongen hebben | zal verwrongen hebben | zullen verwrongen hebben | zullen verwrongen hebben | zullen verwrongen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verwrongen hebben | zou verwrongen hebben | zou/zoudt verwrongen hebben | zoudt verwrongen hebben | zou verwrongen hebben | zouden verwrongen hebben | zouden verwrongen hebben | zouden verwrongen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm verwrongen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt verwrongen | er is verwrongen | |||||||||
verleden | er werd verwrongen | er was verwrongen | |||||||||
toekomend | er zal verwrongen worden | er zal verwrongen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou verwrongen worden | er zou verwrongen zijn | |||||||||
lijdende vorm verwrongen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verwrongen worden | verwrongen te worden | ||||||||
toekomend | verwrongen zullen worden | verwrongen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | verwrongen zijn | verwrongen te zijn | ||||||||
toekomend | verwrongen zullen zijn | verwrongen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word verwrongen | wordt verwrongen | wordt verwrongen | wordt verwrongen | wordt verwrongen | worden verwrongen | worden verwrongen | worden verwrongen | |||
verleden (o.v.t.) | werd verwrongen | werd verwrongen | werd verwrongen | werdt verwrongen | werd verwrongen | werden verwrongen | werden verwrongen | werden verwrongen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verwrongen worden | zult verwrongen worden | zult verwrongen worden | zult verwrongen worden | zal verwrongen worden | zullen verwrongen worden | zullen verwrongen worden | zullen verwrongen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verwrongen worden | zou verwrongen worden | zou/zoudt verwrongen worden | zoudt verwrongen worden | zou verwrongen worden | zouden verwrongen worden | zouden verwrongen worden | zouden verwrongen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben verwrongen | bent verwrongen | bent/is verwrongen | zijt verwrongen | is verwrongen | zijn verwrongen | zijn verwrongen | zijn verwrongen | |||
verleden (v.v.t.) | was verwrongen | was verwrongen | was verwrongen | waart verwrongen | was verwrongen | waren verwrongen | waren verwrongen | waren verwrongen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verwrongen zijn | zult verwrongen zijn | zult verwrongen zijn | zult verwrongen zijn | zal verwrongen zijn | zullen verwrongen zijn | zullen verwrongen zijn | zullen verwrongen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verwrongen zijn | zou verwrongen zijn | zou/zoudt verwrongen zijn | zoudt verwrongen zijn | zou verwrongen zijn | zouden verwrongen zijn | zouden verwrongen zijn | zouden verwrongen zijn |