tureluurs
Uiterlijk
- tu·re·luurs
- afgeleid van tureluur met het achtervoegsel -s, In de betekenis van ‘dol, gek’ voor het eerst aangetroffen in 1810 [1][2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | tureluurs |
verbogen |
tureluurs [3]
de tureluurs mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord tureluur
- Het woord tureluurs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tureluurs" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ tureluurs op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "tureluurs" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -s in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 95 %
- Prevalentie Vlaanderen 83 %