Naar inhoud springen

transistor

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Transistor
Een transistor heeft drie aansluitingen (elektroden): de emitter E, de collector C en de basis B
  • tran·sis·tor
enkelvoud meervoud
naamwoord transistor transistoren
transistors
verkleinwoord transistortje transistortjes

detransistorm

  1. (elektrotechniek), (elektronica) een in de twintigste eeuw uitgevonden halfgeleider die elektrische signalen versterkt, als voorloper van het geïntegreerde circuit (de chip) en daarmee ook een belangrijk basiselement van de computer en internet
  2. transistorradio
95 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[3]

transistor

  1. (elektrotechniek)(elektronica) transistor; een van de belangrijkste uitvindingen van de twintigste eeuw, halfgeleider die elektrische signalen versterkt. Voorloper van het geïntegreerde circuit en daarmee basiselement van de computer en van internet
enkelvoud meervoud
transistor transistors

transistor

  1. (elektrotechniek), (elektronica) transistor
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  transistor     le transistor     transistors     les transistors  

transistor m

  1. (elektrotechniek), (elektronica) transistor

transistor

  1. (elektrotechniek)(elektronica) transistor; een van de belangrijkste uitvindingen van de twintigste eeuw, halfgeleider die elektrische signalen versterkt. Voorloper van het geïntegreerde circuit en daarmee basiselement van de computer en van internet

transistor

  1. (elektrotechniek)(elektronica) transistor; een van de belangrijkste uitvindingen van de twintigste eeuw, halfgeleider die elektrische signalen versterkt. Voorloper van het geïntegreerde circuit en daarmee basiselement van de computer en van internet

transistor

  1. (elektrotechniek)(elektronica) transistor; een van de belangrijkste uitvindingen van de twintigste eeuw, halfgeleider die elektrische signalen versterkt. Voorloper van het geïntegreerde circuit en daarmee basiselement van de computer en van internet
  • IPA: /tranzɪstɔr/
  • tran·si·s·tor
  • Leenwoord uit het Engels

transistor monbezield

  1. (elektrotechniek)(elektronica) transistor; een van de belangrijkste uitvindingen van de twintigste eeuw, halfgeleider die elektrische signalen versterkt. Voorloper van het geïntegreerde circuit en daarmee basiselement van de computer en van internet
  2. (spreektaal)(elektronica) transistorradio; draagbaar radiotoestel, waarin transistors de actieve functies implementeren
  1. tranzistorové rádio o, tranzistorový přijímač m, (spreektaal) transistorák / tranzistorák monbezield, tranďák monbezield