Naar inhoud springen

onderwijs

Uit WikiWoordenboek

(klemtoonhomogram)

  • on·der·wijs
enkelvoud meervoud
naamwoord onderwijs -
verkleinwoord - -

het ónderwijso

  1. (onderwijs) het overbrengen van kennis en vaardigheden (door leraren)
     Ondanks dat er honderd redenen zijn waarom iets niet kan of onhandig is, liet deze doodgewone familie uit Yorkshire zien dat het wel gewoon kan. Beter onderwijs voor je kinderen kan ik me nauwelijks voorstellen.[3]
vervoeging van
onderwijzen

onderwíjs

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderwijzen
    • Ik onderwijs. 
  2. gebiedende wijs van onderwijzen
    • Onderwijs! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderwijzen
    • Onderwijs je? 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. onderwijs op website: Etymologiebank.nl
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be