mien
Uiterlijk
- mien
- (Jiddisch-Hebreeuws) iemand met gemene streken, gluiperd
- Het woord 'mien' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
bijvoeglijk | zelfstandig | bijvoeglijk | zelfstandig | |
1e persoon | mien | mienent | os, ozze | ozzent |
2e persoon (informeel) |
dien | dienent | joen | joenent |
2e persoon (formeel) |
joen | joenent | joen | joenent |
3e persoon (mannelijk) |
zien | zienent | heur | heurent |
3e persoon (vrouwelijk) |
heur | heurent | ||
3e persoon (onzijdig) |
? | ? |
mien
mien
mien
mien
- mij; datief en accusatief van ik, eerste persoon enkelvoud
mien
mien
- mij; datief en accusatief van ik, eerste persoon enkelvoud
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Jiddisch-Hebreeuws in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Woorden in het Gronings
- Bezittelijk voornaamwoord in het Gronings
- Woorden in het Limburgs
- Bezittelijk voornaamwoord in het Limburgs
- Woorden in het Nedersaksisch
- Bezittelijk voornaamwoord in het Nedersaksisch
- Persoonlijk voornaamwoord in het Nedersaksisch
- Woorden in het Veluws
- Bezittelijk voornaamwoord in het Veluws
- Persoonlijk voornaamwoord in het Veluws