lende
Uiterlijk
- len·de
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lende | lenden lendenen |
verkleinwoord | - | - |
- (anatomie) laagste deel van de rug voor het kruis
- De lendenen omgord en brandende de lampen!
Neemt saam de plooien van het slepende gewaad,
Dat gij moogt vaardig zijn tot werken, dienen, kampen,
Tot scheiden - als Gods ure slaat.[3]
- De lendenen omgord en brandende de lampen!
- lamlendig, lendeloos, lendenbiefstuk, lendendoek, lendenheiligbeen, lendenrib, lendenstuk, lendenwervel, lendewervel
1. laagste deel van de rug voor het kruis
- Het woord lende staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lende" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "lende" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ lende op website: Etymologiebank.nl
- ↑ P.A. de Génestet
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be