Naar inhoud springen

joe

Uit WikiWoordenboek

joe

  1. (informeel) ja hoor (als snelle instemmende reactie op een verzoek of oproep)
     'Wil je even een pak suiker halen?' En dan zwierig: 'Joe!'[2]
  2. (internet) ja? (als beëindiging van een verzoek of oproep, om aan te geven dat een instemmende reactie wordt verwacht)
     Op dit kiekje zit ik een knakworst te eten, lach me maar uit, joe.[2]
  1. Boon, Ton den & Rudi Hendrickx
    (red.), Van Dale: Groot woordenboek van de Nederlandse taal, 15e druk, 3 delen, Utrecht/Antwerpen: Van Dale Uitgevers, 2015; ISBN 9789460772221; p. 1780 kol. 2
  2. 1 2 Bronlink geraadpleegd op 25 januari 2024 Weblink bron
    Aaf Brandt Corstius
    “Wennen” (25 september 2013) op volkskrant.nl op Wikipedia
  enkelvoud meervoud
onderwerp voorwerp onderwerp voorwerp
1e persoon (ik)
k
miewieos
2e persoon
(informeel)
doediejoejoe
2e persoon
(formeel)
joejoejoejoe
3e persoon
(mannelijk)
haihomzai
zie
heur
3e persoon
(vrouwelijk)
zai
zie
heur
3e persoon
(onzijdig)
tt
  • joe

joe

  1. jullie
  2. U

joe

  1. jullie
  2. u
  3. jou


joe

  1. jou