Naar inhoud springen

impedire

Uit WikiWoordenboek
  • IPA: /imˈpe.di.re/
stamtijd
infinitief 1e pers. enk.
ind. praes. act.
1e pers. enk.
ind. perf. act.
supinum
impedīre impediō impedīvī impedītum
vierde vervoeging volledig

impedīre

  1. overgankelijk belemmeren, hinderen, blokkeren
  2. overgankelijk beschamen
  3. tweede persoon enkelvoud imperativus praesens passief van impedīre