gezoen
Uiterlijk
- ge·zoen
- Naamwoord van handeling van zoenen met het voorvoegsel ge-[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gezoen | |
verkleinwoord |
het gezoen o
- het aanhoudend kussen
- Romain is het type dat voor elk pijntje zijn arts bezoekt en bij het minste of geringste denkt dood te gaan. De hypochonder viert de jaarwisseling bij zijn dokter Dimitri en wil voor twaalven vertrekken. Al dat gezoen, dat gepaard gaat met miljoenen bacteriën, moet hij vermijden.[2]
- Juncker staat bekend om zijn amicale gezoen met regeringsleiders – op wangen, op kale koppen, maar nooit op de mond – en vanwege zijn publieke uitglijders, zoals die keer dat hij de Hongaarse premier begroette met ‘hallo dictator’. Die beelden gingen de wereld over en Junckers adviseurs worden daar zenuwachtig van, vreest Heath. „Hij moet zich presidentieel gedragen en niet als een cabaretier.”[3]
- Het woord gezoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gezoen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC André Waardenburg 15 mei 2014
- ↑ NRC Tijn Sadée 11 september 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be