Naar inhoud springen

feitelijk

Uit WikiWoordenboek
  • fei·te·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen feitelijk feitelijker feitelijkst
verbogen feitelijke feitelijkere feitelijkste
partitief feitelijks feitelijkers -
  • Afgeleid van feit met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-

feitelijk

  1. zo niet op papier dan toch wel in werkelijkheid
    • Dit is een feitelijke erkenning van zijn ongelijk. 
  2. eigenlijk.

feitelijk

  1. zo niet op papier dan toch wel in werkelijkheid
    • Hij heeft feitelijk niets meer te vertellen. 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be