Naar inhoud springen

esposa

Uit WikiWoordenboek
enkelvoud meervoud
esposa esposas

esposa v

  1. (familie) echtgenote


  • es·po·sa
enkelvoud meervoud
esposa esposas

esposa v

  1. (familie) echtgenote, vrouwelijke vorm van esposo
vervoeging van
esposar

esposa

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van esposar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van esposar