echtpaar
Uiterlijk
- echt·paar
- samenstelling van echt en paar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | echtpaar | echtparen |
verkleinwoord | echtpaartje | echtpaartjes |
het echtpaar o
- twee mensen (m/m, m/v of v/v) die met elkaar getrouwd zijn m/m m/v of v/v
- Het echtpaar doet vrijwel alles samen.
- Het woord echtpaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "echtpaar" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
echtpaar
echtpaar
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Nedersaksisch
- Zelfstandig naamwoord in het Nedersaksisch
- Woorden in het Veluws
- Zelfstandig naamwoord in het Veluws