Naar inhoud springen

cour

Uit WikiWoordenboek
cour [2] van het Louvre
  • cour
enkelvoud meervoud
naamwoord cour cours
verkleinwoord

de courv / m

  1. (juridisch) gerechtshof, hof [2]
  2. (wonen) binnenplaats, hof [7]
42 % van de Nederlanders;
41 % van de Vlamingen.[3]


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  cour     la cour     cours     les cours  

cour v

  1. (wonen) binnenplaats, hof [7]
  2. (adel) hof [2], hofhouding
  3. (juridisch) gerechtshof, hof [1]
  4. (Belgisch Frans), (sanitair) toilet [1], wc