Naar inhoud springen

bommoeder

Uit WikiWoordenboek
  • bom·moe·der
  • In de betekenis van ‘vrouw die haar kind alleen wenst op te voeden’ voor het eerst aangetroffen in 1981 [1]
  • (Eigenlijk tautologische) samenstelling van bom (bewust ongehuwde moeder) en moeder.
enkelvoud meervoud
naamwoord bommoeder bommoeders
verkleinwoord bommoedertje bommoedertjes

debommoederv

  1. bewust ongehuwde moeder