Naar inhoud springen

barrer

Uit WikiWoordenboek

se barrer

  1. wederkerend (spreektaal) pleite gaan, afnokken
    «Allez, on se barre
    Kom, we gaan er vandoor!
    «Mon mec s'est barré avec cette salope!»
    Mijn vent is er vandoor met die slet. [1]


  • ba·rrer

barrer

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
barrer
barría
barrido
volledig
  1. onovergankelijk in zijn eigen belang handelen
  2. overgankelijk vegen, opvegen
  3. wegvagen
  4. scannen, speuren