baantjes
Uiterlijk
- baan·tjes
de baantjes mv
- verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord baan
- ▸ Hun volgende doel lag vijfentwintig meter verderop: het instructiebad, oftewel de plas water waar men in alle rust baantjes kon trekken.[1]
- Het woord baantjes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.