ambteloos
Uiterlijk
- amb·te·loos
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ambteloos | ambtelozer | ambteloost |
verbogen | ambteloze | ambtelozere | ambtelooste |
partitief | ambteloos | ambtelozers | - |
ambteloos
- zonder ambt
- Na zijn pensionering is de burgemeester een ambteloos burger geworden.
- Het woord ambteloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ambteloos" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be