afschutten

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  afschutten    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• af·schut·ten

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  af bw  en  schutten ww 

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
afschutten	schutte af	afgeschut
zwak -t	volledig

Werkwoord

afschutten

1. overgankelijk (scheepvaart) een schip door een sluis doen passeren van hoger naar lager gelegen water.

   • Om verder te varen moet de kapitein het schip laten afschutten. 

Antoniemen

• opschutten

Verwante begrippen

• schutten, schutsluis, sluis, sluishoofd

Werkwoord

vervoeging van
afschutten

afschutten

1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afschutten
   

   • ...dat wij afschutten. 
     
   • ...dat jullie afschutten. 
     
   • ...dat zij afschutten. 

Gangbaarheid

• Het woord afschutten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.