aandrang

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  aandrang    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈandraŋ / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• aan·drang

Woordherkomst en -opbouw

• Naamwoord van handeling van aandringen

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	aandrang	-
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de aandrang m

1. het aandringen

   • Er werd grote aandrang op hem uitgeoefend om zijn werk af te maken. 

2. aansporing, morele druk

   • Er was weinig aandrang nodig om hem geld te laten geven voor het goede doel. 

3. neiging

   • Hij had een grote aandrang om te plassen. 

   ▸ Hoewel Chantal de aandrang voelde om iets te zeggen waaruit haar medeleven bleek, zweeg ze.

Afgeleide begrippen

• bloedaandrang, wateraandrang

Verwante begrippen

• aandrift, drang, impuls, opwelling, stuwing

Vertalingen

    1. het aandringen   

Afrikaans: aandrang (af) Deens: trang (da)

Spaans: agolpamiento (es) m

    2. aansporing   

Spaans: insistencia (es) v, instancia (es) v, porfía (es) v, presión (es) v

    3. met klem, nadruk   

Bulgaars: натиск (bg) m, напор (bg) m, напън (bg) m

Spaans: encarecimiento (es) m, ahínco (es) m

Gangbaarheid

• Het woord aandrang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aandrang" herkend door:

98 %	van de Nederlanders;
98 %	van de Vlamingen.

Afrikaans

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	aandrang	-

Zelfstandig naamwoord

aandrang

1. aandrang