Naar inhoud springen

aanbreekt

Uit WikiWoordenboek
  • aan·breekt
vervoeging van
aanbreken

aanbreekt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbreken
    • ... dat jij aanbreekt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbreken
    • ... dat hij aanbreekt.