aanbidt
Uiterlijk
- aan·bidt
vervoeging van |
---|
aanbidden |
aanbidt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbidden
- Jij aanbidt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbidden
- Hij aanbidt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanbidden
- Het woord aanbidt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Schildpadden tot in het oneindige” (2017), Gottmer , ISBN 9789025768652
- ↑ Victoria Holt“Minnares van de duivel” (1982), Saga, ISBN 9788726484731