一日

Japans

Woordherkomst en -opbouw

• 一 (een) + 日 (dag)

Uitspraak

• IPA: \tsɯ.i.ta.tɕi\, [t͡sɨᵝita̠t͡ɕi]

Zelfstandig naamwoord

一日

1. de eerste dag van de maand

Schrijfwijzen

Kanji	Kana	Romaji
一日	ついたち	tsuitachi

Uitspraak

• IPA: \i.tɕi.ni.tɕi\, [it͡ɕiɲ̟it͡ɕi]

Zelfstandig naamwoord

一日

1. een dag
2. overdag
3. de eerste dag van de maand

Schrijfwijzen

Kanji	Kana	Romaji
一日	いちにち	ichinichi

Afgeleide begrippen

1. 一日千秋 ongeduldig wachten
2. 一日一日 dag na dag
3. 一日中 de hele dag lang
4. 一日置き om de andere dag
5. 一日片時 korte tijd
6. 一日一夜 de hele dag en nacht
7. 一日も早く zo snel mogelijk