Bennaars kwam aanvankelijk uit voor DOSKO uit Bergen op Zoom. In november 1951 werd hij voor het eerst geselecteerd voor het Nederlands elftal, wat opmerkelijk was aangezien zijn ploeg op dat moment slechts in de Tweede klasse speelde. In de met 7–6 verloren wedstrijd tegen België scoorde Bennaars één keer. Met Nederland kwam hij uit op de Olympische Zomerspelen 1952, waarop de ploeg met 5–1 verloor van Brazilië. In maart 1954 scoorde Bennaars het enige doelpunt in een wedstrijd tegen Engeland.
Na de invoering van het betaald voetbal in Nederland speelde Bennaars met DOSKO in de Tweede divisie. In 1958 werd hij ingelijfd door NOAD uit Tilburg, dat op dat moment in de Eredivisie uitkwam. Een jaar later vertrok hij naar Feijenoord, waarvoor hij vijf seizoenen uitkwam. Bennaars, die tussen 1951 en 1954 tot tien interlands was gekomen, werd in 1963 door bondscoach Elek Schwartz voor zijn elfde interland opgeroepen. Hij speelde in totaal vijftien interlands, waaronder de met 1–0 gewonnen oefenwedstrijd tegen Brazilië in 1963. Bennaars was in de match de mandekker van wereldster Pelé, die zich echter na een half uur reeds liet vervangen.
In 1964 verkocht Feijenoord hem voor 25.000 gulden aan tweededivisionist D.F.C.. Bennaars werd twee keer landskampioen met Feijenoord en één keer kampioen van de Tweede divisie met D.F.C. Met Feyenoord kwam hij in de Europacup I 1962/63 tot de halve finale. Na zijn voetbalcarrière werd hij constructiewerker.
In 2005 overleed zijn vrouw Coby aan de ziekte van Parkinson. Hij woonde tot aan zijn overlijden in Bergen op Zoom, waar hij overleed op 90-jarige leeftijd.[1]