Palestijnse volk
Palestijnen | ||||
---|---|---|---|---|
Palestijnse kinderen
| ||||
Totale bevolking | 14,3 miljoen | |||
Verspreiding | Midden-Oosten | |||
Taal | Arabisch | |||
Geloof | Islam (96%), Christendom (<4%), Samaritanisme (<1%) | |||
Verwante groepen | Arabieren, Arabische Israëliërs | |||
|
Het Palestijnse volk of de Palestijnen zijn de nakomelingen van de inwoners van het gebied dat bekend staat als "Historisch Palestina". Dit gebied had geen eenduidige geografische grenzen, maar kwam grotendeels overeen met het gebied dat nu Israël heet, tezamen met de Palestijnse gebieden. De Palestijnen wonen voor het grootste deel in de staat Palestina, inclusief Oost-Jeruzalem, en Israël. In Palestina en elders in de diaspora wonen zij veelal in vluchtelingenkampen.
Een deel van de Palestijnen dat al voor de Arabisch-Israëlische Oorlog van 1948 inwoner was van het gebied dat Israël in Palestina veroverde, werd Israëlisch staatsburger (Israëliër). De Palestijnse Israëli worden door Israël aangeduid als Arabische Israëliërs. De Palestijnen die destijds in het niet door Israël veroverde deel van Palestina woonden (dat sindsdien Westelijke Jordaanoever wordt genoemd) evenals diegenen die er in de oorlog van 1948 naar toe waren gedreven of gevlucht, kregen na de wapenstilstand van Israël met Jordanië in 1950 automatisch de Jordaanse nationaliteit.
Er wordt getwijfeld aan de juistheid van het volgende gedeelte.
Raadpleeg de bijbehorende overlegpagina en pas na controle desgewenst het artikel aan.
Opgegeven reden: Bedoeïenen worden niet gerekend tot de Palestijnen (sjabloon geplaatst op 13 november 2024)
De meeste Palestijnen zien het Palestijnse volk als behorend tot de Arabische wereld en hebben als moedertaal het Arabisch. Tot de Palestijnen worden doorgaans ook zij gerekend die afstammen van de Bedoeïenen die oorspronkelijk in Historisch Palestina woonachtig waren en/of in dit gebied als nomaden hun vee hoedden.
Geschiedenis
[bewerken | brontekst bewerken]In de tijd van het Ottomaanse Rijk was Palestina geen afgebakend geografisch gebied. Bestuurlijk was het gebied verdeeld over de Sanjaks Jeruzalem, Acre, Nablus, de Vilayet Beiroet en (onder de gouverneur van) Damascus. Het maakte deel uit van de landstreek Syrië. Na de Eerste Wereldoorlog kreeg Frankrijk het bestuur over het huidige Syrië en Libanon en het Verenigd Koninkrijk over de regio Palestina (inclusief Transjordanië het gebied ten oosten van de Jordaan).
In 1923 werd het gebied bestuurlijk gesplitst in het Mandaatgebied Palestina en Transjordanië. In die tijd was de Palestijnse bevolking heterogeen en divers: onder meer moslims, christenen, Bedoeïenen, Joden, Druzen, Circassiërs, Turken, Armeniërs, Berbers, Duitse Tempeliers en Bosniërs. Een delegatie uit Palestina nam in 1919 ook deel aan het Pan-Syrisch congres waar de onafhankelijkheid van Groot Syrië (huidige Syrië, Libanon, Jordanië en Palestina) werd bepleit.
Nationalisme
[bewerken | brontekst bewerken]Gedurende vele eeuwen was Palestina onderdeel van het Ottomaanse rijk; bedoeïnenstammen waren daarin onafhankelijk. De Christelijke minderheid werd tegen vervolgingen en pogroms beschermd door de Westelijke mogenheden die 'capitulaties' afdwongen van de heersers sinds 1150.[1] De Joden kregen pas na de Damascusaffaire in het midden van de 19de eeuw steun vanuit het Westen tegen de eeuwenlange vervolgingen en pogroms in Jeruzalem, Hebron, Safed.[2]
Ten tijde van de Eerste Wereldoorlog was er een grote Arabische opstand tegen het Ottomaanse Rijk met steun van het Verenigd Koninkrijk dat de Arabieren onafhankelijkheid toezegde (Hoessein-McMahoncorrespondentie). Mede vanwege de toenemende zionistische immigratie in Palestina ontstond er Palestijns-Arabisch nationalisme.
De belangrijkste Palestijns-Arabische leider ten tijde van het Britse Mandaatgebied Palestina was Amin al-Hoesseini. Al-Hoesseini was door de Britten in 1920 al veroordeeld omdat hij verantwoordelijk werd gehouden voor het Nabi Musa oproer. In 1921 werd hij, eveneens door de Britten, benoemd tot moefti van Jeruzalem. Als voorzitter van het Arabisch Hoger Comité speelde hij een belangrijke rol tijdens de Arabische opstand van 1936 tot 1939. Deze opstand werd door Nazi-Duitsland financieel ondersteund.[3] Al-Hoesseini vluchtte naar Duitsland, waar hij steun zocht bij Adolf Hitler voor het onafhankelijkheidsstreven van de Palestijnen en tegen de vestiging van een Joods Nationaal Tehuis in Palestina.[4] Al-Hoesseini verbleef tot 1945 in Duitsland. In 1948, aan het eind van de Britse mandaatperiode werd Al-Hoesseini aangesteld tot vertegenwoordiger van de Moslimbroederschap in Palestina[5] en was een van de Palestijnse leiders tijdens de Arabisch-Israëlische Oorlog. Van 1948 tot 1959 leidde hij een Palestijnse regering die door enkele Arabische landen werd erkend maar die buiten de Gazastrook geen grondgebied had.
Het Palestijnse vluchtelingenprobleem ontstond tijdens de Arabisch-Israëlische Oorlog van 1948. Volgens cijfers van de VN bedroeg het aantal gevluchte Arabische Palestijnen in de periode 1947-1949 zo'n 711.000.[6]
Het Palestijns nationalisme is, na de stichting van de staat Israël met name in de jaren zestig sterker geworden. In 1964 werd de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie PLO (Palestine Liberation Organization) opgericht. De Arabisch-Palestijnse politicus Zahir Muhsein (in 1948 naar Jordanië gevlucht en aanhanger van het Ba'athisme in Syrië) was van mening dat Palestijnen deel uitmaken van een groter Arabisch geheel, evenals Jordaniërs, Syriërs en Libanezen, en dat in het conflict met Israël een Palestijnse (id)entiteit nodig is om op te komen voor hun nationale rechten in Palestina.[7]
In 1969 werd Yasser Arafat voorman van de PLO. In deze periode, aan het eind van de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig, werden door Palestijnen diverse vliegtuigkapingen en aanslagen gepleegd, waaronder de moord op 11 Israëlische atleten tijdens de Olympische Zomerspelen in München.
In 1974 erkende de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in Resolutie 3237[8] de PLO als waarnemer bij de V.N. en vertegenwoordiger van het Palestijnse volk.[9] Met de Oslo-akkoorden van 1993 en 1995 werd een Palestijnse Nationale Autoriteit (PNA) opgericht, waarin de Palestijnen zelfbestuur kregen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook. Arafat was tot zijn overlijden in 2004 president van de PNA.
Vluchtelingen
[bewerken | brontekst bewerken]Gedurende de oorlogen met Israël in de periode 1947-1949 en 1967, zijn bijna 1 miljoen Palestijnen ontheemd geraakt, uit hun geboorteland verdreven of daaruit gevlucht.
In 1949 werd voor hulp aan de Palestijnse vluchtelingen, naast het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen (UNHCR) van de VN, een aparte organisatie opgericht: de UNRWA (UN Relief and Works Agency). Palestijnse vluchtelingen worden door deze organisatie gedefinieerd als: personen die in Palestina woonden tussen juni 1946 en mei 1948, die zowel hun huis als hun bron van inkomsten zijn kwijtgeraakt als gevolg van het Arabisch-Israëlisch conflict in 1948, en de nakomelingen van deze personen. Bij nakomelingen gaat het om zonen of dochters van mannelijke vluchtelingen. Ook de (achter)kleinkinderen van mannelijke vluchtelingen worden als vluchteling aangemerkt. Er is geen ander conflict ter wereld waarin de UNHCR ook nakomelingen van vluchtelingen als 'vluchteling' ziet.[10][11][12] De meeste oorspronkelijke vluchtelingen werden in kampen van de UNRWA ondergebracht. Veel van hun nakomelingen wonen hier nog steeds.
Volgens de officiële schatting van de VN waren er in 1948 oorspronkelijk 711.000 Palestijnse vluchtelingen.[6] Van de oorspronkelijke vluchtelingen uit 1948 zijn nog ongeveer 30.000 in leven.[13] Het geregistreerde aantal vluchtelingen is volgens de definities van de UNRWA opgelopen van 750 duizend in 1950 tot ruim 5,1 miljoen op 1 januari 2015[14], waarvan ruim 1,5 miljoen, zo'n 30%, in de 58 vluchtelingenkampen in Jordanië, Libanon, Syrië en Palestina. Alleen in Jordanië kreeg een deel van hen burgerrechten.[15]
In Palestina zelf
[bewerken | brontekst bewerken]In december 2016 woonden in de Gazastrook ongeveer 2.1 miljoen mensen, inclusief zo'n 1.7 miljoen Palestijnse vluchtelingen, waarvan meer dan een half miljoen in 8 kampen[16]; in december 2016 woonden op de Westelijke Jordaanoever 809.738 vluchtelingen, waarvan een kwart in 19 kampen, terwijl de meeste anderen in steden en dorpen leefden.[17] In de kampen in de Gazastrook wonen vluchtelingen zowel uit Israël als inwoners uit de Gazastrook zelf die gevlucht waren vanwege de bombardementen en verwoestingen door Israël in de voorgaande oorlogen.[18]
In Libanon
[bewerken | brontekst bewerken]Op 1 januari 2015 woonden er 453 duizend Palestijnse vluchtelingen in Libanon.[19] Volgens een sociaal-economische enquête in 2010 door de UNRWA onder Palestijnse vluchtelingenhuishoudens in Libanon zijn de omstandigheden daar erbarmelijk. Slechts 37% van de Palestijnen heeft werk. Tot 2005 hadden zij geen toegang tot 73 beroepsgroepen.[20] Dit aantal is in 2010 teruggebracht tot 30 beroepen, waaronder de vrije beroepen zoals het beroep van arts.[21]
In Jordanië
[bewerken | brontekst bewerken]Op 1 januari 2015 woonden er in Jordanië ruim 2,1 miljoen Palestijnse vluchtelingen. In een publicatie van 2008 staat geschreven dat, hoewel de Palestijnen in Jordanië ongeveer de helft van de bevolking uitmaken, zij ondervertegenwoordigd zijn in het Jordaanse bestuur. Negen van de 55 senatoren die door de koning zijn benoemd zijn Palestijns en in de kamer van afgevaardigden bezetten zij 18 van de 110 zetels. Palestijnen worden gediscrimineerd op de arbeidsmarkt en hun toegang tot de universiteit is beperkt.[22]
In Syrië
[bewerken | brontekst bewerken]Op 1 januari 2015 woonden er 528 duizend Palestijnse vluchtelingen, onder meer in Jarmuk dat van vluchtelingenkamp is uitgegroeid tot een grote stadswijk bij Damascus. Door de Syrische Burgeroorlog is meer dan de helft van de Palestijnen in Syrië gevlucht: 280.000 mensen zijn binnen Syrië gevlucht en 120.000 zijn naar de buurlanden gevlucht.[23]
Tabel van vluchtelingen per opvangland
[bewerken | brontekst bewerken]Land | Aantal | Bevolkingsaandeel binnen het land |
Bevolkingsaandeel |
---|---|---|---|
Chili | 500 duizend | 3% | 5% |
Egypte | 270 duizend | 0,3% | 2,7% |
Israël | 1,5 miljoen | 20% | 15% |
Jordanië | 2,7 miljoen | 40% | 27,4% |
Libanon | 400 duizend | 10% | 4% |
Palestina | 3,8 miljoen | 100% | 38,6% |
Saoedi-Arabië | 280 duizend | 1% | 2,8% |
Syrië | 400 duizend | 1,5% | 4% |
9.850.000 | 100% |
Terugkeer
[bewerken | brontekst bewerken]De terugkeer van Palestijnse vluchtelingen en hun nakomelingen naar hun geboorteland, eigendommen en familieleden is sinds 1948 een cruciaal punt in het conflict tussen enerzijds Israël en anderzijds de Arabische landen en de Palestijnen.
Op 17 september 1948 werd de door de Verenigde Naties aangestelde bemiddelaar Folke Bernadotte door zionistische strijders van de Lechi / Sterngroep vermoord. De aanslagplegers droegen daarbij Israëlische legeruniformen. In die tijd was Yitzhak Yezernitsky een van de leiders van Lechi. Bernadotte had in zijn rapport aan de Verenigde Naties met betrekking tot de terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen geschreven: “It would be an offence against the principles of elemental justice if these innocent victims of the conflict were denied the right to return to their homes, while Jewish immigrants flow into Palestine”.[bron?] De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties verzocht de Israëlische regering de aanslag te onderzoeken en een rapport erover aan de Raad te overhandigen. Israël wist de aanslagplegers niet op te sporen en heeft hierover niet gerapporteerd.[24] De Lechi-groep, waarvan enkele latere politici lid waren, werd door Israël als terroristische groep betiteld en ontbonden. Enkele opgepakte strijders vielen begin 1948 vóór de Knessetverkiezingen onder een algemene amnestieregeling.
Op 11 december 1948 nam de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties de Resolutie 194 aan: Vluchtelingen die naar hun woongebieden willen terugkeren en met hun buren in vrede willen leven moet dit zo snel mogelijk worden toegestaan of er moet schadevergoeding worden betaald voor de bezittingen van degenen die niet wensen terug te keren. Israël weigert tot nu toe deze onvoorwaardelijke toelating van Palestijnse vluchtelingen. Alle Arabische landen stemden tegen de resolutie.[25] Vanaf die tijd komt dit elk jaar als agendapunt op de Algemene Vergadering van de VN terug.[26]
Israël, dat een groot aantal Joodse vluchtelingen uit de Arabische wereld heeft opgevangen, weigert de Palestijnse vluchtelingen en hun nakomelingen in Israël op te nemen, en hun humanitaire rechten te erkennen.[27] Het voert als argument aan dat hun toelating een bedreiging voor Israël zou betekenen.[28] Israël zou wel bereid zijn om dit onderwerp bij verdere onderhandelingen op te nemen in een algemeen akkoord over alle kwesties.
In een open document van de Verenigde Naties van 30 juni 1979 wordt het recht op terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen in Resolutie 194 Algemene Vergadering Verenigde Naties nog eens aangehaald.[29]
Zie ook
[bewerken | brontekst bewerken]Externe links
[bewerken | brontekst bewerken]- Lijst met Palestijnse vluchtelingen
- (en) Tekst resolutie 194
- De Palestijnen palestina-komitee.nl, 2017
- ↑ Capitulations of the Ottoman Empire: Report of Edward A. Van Dyck, Consular Clerk of the United States at Cairo, Upon the Capitulations of the Ottoman Empire Since the Year 1150, Department of State, U.S. Government Printing Office, 1881
- ↑ DAMASCUS AFFAIR in Jewish Encyclopedia 1906
- ↑ Mallmann, Klaus-Michael en Cüppers, Martin (2006), Halbmond und Hakenkreuz. Das Dritte Reich, die Araber und Palästina, Darmstadt, Wissenschaftliche Buchgesellschaft, p. 61
- ↑ (de) Gespreksverslag van de ontmoeting van Al-Hoesseini met Hitler, 28-11-1941, NS-Archiv, documenten m.b.t. het nationaalsocialisme
- ↑ Matthias Küntzel: Islamic Antisemitism And Its Nazi Roots, April 2003
- ↑ a b General progress report and supplementary report of the United Nations Conciliation Commission for Palestine covering the period from 11 December 1949 to 23 October 1950, A/1367/Rev.1 of 23 October 1950
- ↑ James Dorsey: Wij zijn alleen Palestijn om politieke reden, Trouw, 31 maart 1977
- ↑ Resolutie 3237 un.org, 21 november 1974
- ↑ UN General Assembly - Question of Palestine
- ↑ Kushner, The UN's Palestinian Refugee Problem
- ↑ The Case for Israel, Alan Dershowitz, p. 86 e.v.
- ↑ The Refugee Curse, Daniel Pipes
- ↑ Status Update, Foreign Policy
- ↑ in figures UNRWA, 1 januari 2015
- ↑ Feldman, Ilana (2018). Life lived in relief : humanitarian predicaments and Palestinian refugee politics, Oakland, California. ISBN 978-0-520-97128-8.
- ↑ Gazastrip unrwa.org
- ↑ West-bank unrwa.org
- ↑ [1] website UNRWA, 2016
- ↑ UNRWA in figures UNRWA, 1 januari 2015
- ↑ Amnesty International - Exiled and suffering: Palestinian refugees in Lebanon
- ↑ American University of Beirut - Socio-Economic Survey of Palestinian Refugees in Lebanon, 2010
- ↑ UNHCR Minority Rights Group International - World Directory of Minorities and Indigenous Peoples - Jordan : Palestinians, 2008
- ↑ The Syria Crisis, UNRWA, 2017
- ↑ The Origins and Evolution of the Palestine Problem: 1917-1988 PART II 1947-1977 unispal.un.org
- ↑ A/RES/194(III). UNBISNET. Geraadpleegd op 5 January 2013.
- ↑ (en) Palestine refugees’ properties and their revenues General Assembly, 5 December 2014
- ↑ REPORT OF THE SPECIAL COMMITTEE TO INVESTIGATE ISRAELI PRACTICES AFFECTING THE HUMAN RIGHTS OF THE POPULATION OF THE OCCUPIED TERRITORIES: REPORTS OF THE SECRETARY-GENERAL Israel continued to refuse to recognize the legitimate national rights of the Palestinian people. un.org, 8 november 1985
- ↑ "Do Palestinians have a right of return?" Er wordt hier geen garantie gegeven en gesproken over een "recht", maar het is een aanbeveling om vluchtelingen toe te staan terug te keren. [2] Israëlisch Ministerie van Buitenlandse Zaken, 15 januari 2001
- ↑ [3] The natural and inalienable right of Palestinians to return to their homes is recognized by resolution 194 (III), which the General Assembly has reaffirmed almost every year since its adoption. This right was also unanimously recognized by the Security Council in its resolution 237 (1967); the time for the urgent implementation of these resolutions is long overdue