Naar inhoud springen

Middelnederduits

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Lübecker bijbel in Middelnederduits (Openbaring hoofdstuk 22)
Verbreiding van Middelnederduits omstreeks 1400 in rood en als schrijftaal (schuine strepen naar rechts)

Het Middelnederduits, ook wel Middelsaksisch (Sassisch (Saksisch),[1][2] Dǖdisch, Nedderlendisch, Ôstersch), is de voortzetting van het Oudnederduits en de voorloper van het moderne Nederduits. Het was de geschreven taal van de Hanze en de gesproken taal van Noord-Duitsland, Noord- en Oost Nederland en gemeentes daarbuiten. De periode van het Middelnederduits valt tussen ongeveer 1200 en 1650 volgens Peters (2000).[3]

Naburige talen waren het in het westen, het Middelhoogduits in het zuiden, Slavische talen in het oosten en het Deens in het noorden.

In de moderne taalwetenschap wordt het Middelnederlands niet meer tot het Middelnederduits gerekend. In de oudere taalwetenschap daarentegen werd het soms wel erbij gerekend.

Middelnederduits is niet een naam die sprekers in de tijd van het Middelnederduits gebruikten; de term is pas achteraf gegeven. In de tijd van het Middelnederduits werd de taal vooral sassisch (Saksisch) of de sassische sprâke (de Saksische taal) genoemd en het gebied Sassenlant. In de tijd van Maarten Luther was deze term in het aangrenzende Middelduits sprekend gebied nog bekend.[4] Het Latijnse equivalent saxonicus werd eveneens als ''Nederduits'' gebruikt (naast andere betekenissen).[5][6] Sommige talen waarvan het eerste contact met Duitsland via Middelnederduits sprekende 'Saksen' was, namen de naam over met de betekenis Duits(land) in het geheel. Het Finse woord voor Duitsland is saksa, 'Duits.'

In tegenstelling tot het Latijn als de primaire geschreven taal, verwezen sprekers naar stukken of gesproken in het Saksisch als to dǖde (duidelijk, begrijpelijk).[1][7] Dit heeft dezelfde stam als het woord dǖdisch, 'Duits' (vergelijk Hoogduits: Deutsch, Nederlands: Duits (maar ook archaïsch N(i)ederduytsche (Middelnederlands)). Beide stammen af van het Proto-Germaanse *þeudiskaz wat 'van het volk' of ongeveer 'volkstaal' betekent. Dǖdisch kon eveneens gebruikt worden voor Nedersaksisch/Nederduits als de context duidedelijk was. Vergelijk ook de hedendaagse informele term Platt(dütsch) (van platt, 'eenvoudig, simpel') om de Nedersaksische (maar ook West-Middelduitse) dialecten te benoemen in contrast met de geschreven standaard.

Een andere Middeleeuwse term is ôstersch en werd als eerste gebruikt werd voor de Hanzesteden aan de Oostzee. Dit gebied werd Ôsterlant genoemd en haar bewoners Ôsterlinge. Deze benaming werd later ook gebruikt voor de Duitse Hanzesteden en het was een algemene naam voor kooplieden van de Hanze in de Nederlanden. Bijvoorbeeld in Brugge waar de kooplieden komptôr hadden.[1][8]

In de 16e eeuw kwam de term nedderlendisch in opkomst om de Nedersaksische dialecten te onderscheiden van de Hoogduitse dialecten naar het zuiden toe. Het werd de dominante term in de Hoogduitse gebieden (zoals Vroegnieuwhoogduits niderländisch, wat ook kan verwijzen naar het hedendaagse Nederland). In de Middelnederduitse gebieden bleef sassisch de meest gebruikte term. Het equivalent van 'Nederduits' (Nieuwhoogduits: niederdeutsch) lijkt later geïntroduceerd te zijn door sprekers van het Hoogduits en sloeg als eerste vooral op Nederlands.[9]

Middelnederduits is een achteraf gegeven moderne term die met wisselende mate van inbegrip wordt gebruikt. Het wordt onderscheiden van het Middelhoogduits en later Vroegnieuwhoogduits naar het zuiden. Hoewel het Middelnederlands vandaag meestal van het Middelnederduits wordt onderscheiden (maar nauw verwant) wordt Middelnederlands soms (en dan vooral in oudere literatuur) tot het Middelnederduits gerekend. In deze betekenis is het Middelnederduits het dialectcontinuüm van alle hoogmiddeleeuwse Continentaal Germaanse dialecten buiten het Middelhoogduits om: van Vlaanderen tot de huidige Baltische staten in het oosten.[10][11]

Geschreven Middelnederduits

[bewerken | brontekst bewerken]

Ontstaan van het geschreven Middelnederduits

[bewerken | brontekst bewerken]

De bloeiperiode van het Middelnederduits was de tijd tussen ongeveer 1370 en 1530. Rond 1370/1380 begon men in Noord-Duitsland in het geschreven Middelnederduits het aantal varianten te reduceren om de geschreven taal eenvormiger te maken. Dit hangt samen met de groei van de Hanze en met de toename van de handel over een lange afstand, namelijk internationale handel in Noordzee en Oostzee. Bij handel binnen de eigen regio kon men een regionaal of plaatselijk getinte taal gebruiken maar bij grotere afstanden kon dit tot misverstanden leiden. Deze standaardisering van het geschreven Middelnederduits ging uit van de stad Lübeck. Lübeck was sinds ongeveer 1300 het economische, juridische en politieke centrum van de Hanze en was toen op een na de grootste stad van Duitsland (25.000 inwoners).[12] In de 13e eeuw werd het Oostfaals het meest geschreven en in de 14e eeuw vooral in het Westfaals en Noordnedersaksisch. Vervolgens verschoof het centrum in de 15e eeuw naar het noordoosten in algemeen met in het bijzonder Lübeck. [13]

Schrijfdialecten van het Middelnederduits

[bewerken | brontekst bewerken]

In de vroege fase van het Middelnederduits (voor de standaardisering) waren er enkele regionale varianten van het geschreven Middelnederduits. In sommige tekstsoorten (genres) konden die varianten ook na de standaardisering nog voortbestaan.

Gestandaardiseerd Middelnederduits

[bewerken | brontekst bewerken]

Het gestandaardiseerde Middelnederduits werd vooral in het bovenregionale en internationale verkeer gebruikt. Het ging hierbij niet om het creëren van een standaardtaal maar om het vermijden van dialectvarianten die voor problemen in de communicatie zouden kunnen leiden. De gestandaardiseerde taal had vooral Noord-Nedersaksische en Oostfaalse kenmerken. Kenmerken waren onder andere:

Literatuur in het Middelnederduits

[bewerken | brontekst bewerken]

Belangrijke Middelnederduitse teksten zijn (onder andere):

  • wetboeken en oorkonden zoals de Jus Ottonianum uit Braunschweig, misschien van 1227
  • de Saksenspiegel, uit Oostfalen, 1221-1224, van Eike von Repgow
  • stadsboeken (notules en handelingen van de raad)
  • de Gandersheimer Reimchronik, een rijmkroniek uit 1216 van Everhardt ("der Pfaffe Everhardt")
  • de Sächsische Weltchronik ("Saksische wereldkroniek"), 1230-1231, van Eike von Repgow
  • het Hohe Lied van Brun von Schönebeck
  • de kerkliederen van de priester Könemann
  • het komische epos Reynke de Vos, 1498, uit Lübeck; zie ook: Van den vos Reynaerde
  • het Redentiner Osterspiel, een paasspel (kerkelijk drama) uit de 15e eeuw[14]

Daarnaast waren er nog oudere literaire teksten in het Middelnederduits die echter niet zijn bewaard zijn gebleven:

Ondergang van het geschreven Nederduits

[bewerken | brontekst bewerken]

Aan het einde van de Middelnederduitse periode in de 17e eeuw raakte het Nederduits als geschreven taal in onbruik en bleef alleen als gesproken taal over. Dit had vooral sociale en economische oorzaken:

  • De Hanze, die vooral die taal droeg, werd zwakker en loste ten slotte op (15e en 16e eeuw).
  • Engeland, Nederland, Denemarken en Zweden werden geduchte concurrenten van de Hanze en verzetten zich tegen het gebruik van het Middelnederduits als internationale handelstaal.
  • Noord-Duitsland raakte onder de culturele invloed van Zuid-Duitsland, en het Hoogduits kreeg een hoger aanzien.
  • De feodale vorsten werden sterker en die steunden het Hoogduits.

Gesteund werd de ontwikkeling door de reformatie en de boekdrukkunst.[12]

In sommige delen van het Middelnederduitse taalgebied begon de overgang naar het Hoogduits als geschreven taal al in de 14e eeuw, dus ruim voor de reformatie, bijvoorbeeld in Merseburg in 1350 en in Mansfeld in 1370. De laatste uitlopers van de oude Nederduitse schrijftaal vindt men tot 1700 in Bergen (Noorwegen) en in Oost-Friesland. Het kadaster van Lübeck werd nog tot 1809 in het Nederduits geschreven.[12] Deze laatste uitlopers horen echter niet meer bij het Middelnederduits maar bij het Nieuwnederduits. Vanaf de 17e eeuw nam het gebruik van de Middelnederduitse schrijftaal af. De schrijftaal hield het het langs vol in het noorden.[13]

Middelnederduitse invloed op andere talen

[bewerken | brontekst bewerken]

Middelnederduitse leenwoorden

[bewerken | brontekst bewerken]

Tussen ongeveer 1100 en de reformatie heeft het Middelnederduits een grote invloed uitgeoefend op het Deens, Noors en Zweeds, vooral in de woordenschat.[15] De invloed van het Middelnederduits begon in de tijd van de Hanze omdat de werktaal van dit handelsverband Middelnederduits was. Handelaren, ambachtslieden en invloedrijke personen vestigden zich in kolonies in Scandinavië.[16]

Van de 500 vaakst gebruikte woorden in het Deens zijn 100 leenwoorden uit het Middelnederduits.[17] In standaardteksten van hedendaags Deens is 16-17% van de woordenschat een leenwoord uit het Middelnederduits.[17] Circa 25% van de totale woordenschat van het Deens, Zweeds en Noors is van Middelnederduitse herkomst. Andere schattingen gaan tot 30% of zelfs 55 tot 60%.[18] Scandinavist Didrik Arup Seip benoemd dat een conversatie tussen twee Noren al binnen enkele minuten een leenwoord uit het Nederduits bevat (zonder dat de sprekers het zelf beseffen).[19] Daarnaast heeft het Middelnederduits uitgangen van woorden beïnvloed of nieuwe geïntroduceerd. Voorbeelden betreffen be-, for-, bi-, an en -aktig, -heit en -inne. Verder was er invloed op voornamen vanuit het Middelnederduits. Voorbeelden betreffen de voornamen Henrik, Frerik, Kristian, Otto en Kristoffer. Vooral in Bergen, een belangrijke plaats ten tijde van de Hanze werden Middelnederduitse namen vaker gebruikt ten opzichte van de rest van West-Noorwegen.[20] Vrouwelijke voornamen uit het Middelnederduits werden minder gebruikt en geleend. Bepaalde plaatsnamen in het zuidwesten van Noorwegen lijken Middelnederduits te zijn of daardoor beïnvloed.[21] Hellquist (1930) vermeldde de Middelnederduitse invloed als zodanig dat, indien Gustaaf I van Zweden niet de onafhankelijke positie van Zweden herwonnen had en de Reformatie niet zo'n sterk nationaal karakter qua taal had, het Zweeds zich mogelijk in een vorm van het Nedersaksisch had kunnen ontwikkelen.[22]

Ongeveer 15% van de leenwoorden in het Estisch komen uit het Nedersaksisch. Daarnaast zijn het Lets, Litouws en Fins duidelijk beïnvloed.

Middelnederduitse invloed op Scandinavische talen en communicatie

[bewerken | brontekst bewerken]

De Middelnederduitse invloed valt samen met het verlies van het naamvallensysteem en de ontwikkeling van een synthetische taal naar analytische taal, belangrijke veranderingen in de Scandinavische talen ten tijde van de late middeleeuwen. Sommige veranderingen zoals het ontbreken van u-umlaut (strand vs strond) en de verandering van drie naar twee woordgeslachten kunnen beschreven worden als dialectnivellering.[23] De speciale positie van Bergen als dialecteiland in het Noord-Germaanse dialect continuüm kan mogelijk voor een deel beïnvloed zijn door het Middelnederduits.[24] Het Bergensk kent geen u-umlaut, heeft geen e-apocope (kaste vs kast), verlengde medeklinkers in plaats van verlengde klinkers (venn vs ven), het ontbreken van i-umlaut in de tegenwoordige tijd van sterke werkwoorden (kommer vs kjem), monoftongering (øga vs auga) en twee woordgeslachten in plaats van drie. Sommige van deze veranderingen zoals onder andere de sin-genitief, de verandering van drie naar twee woordgeslachten, te als markering van het infinitief en de -et uitgang in het verleden tijd van zwakke werkwoorden waren al begonnen voor het hoogtepunt van de Hanze.[25]

De sin-genitief (mannen sin hatt, de man zijn hoed) wordt vooral gebruikt in de dialecten van Noord, Midden en West-Noorwegen en is geleend uit het gesproken Middelnederduits. De sin-genitief is bezig met een opmars in de dialecten van Oost-Noorwegen en geschreven Noors, vooral in informeel taalgebruik.[23]

Er bestaan verschillende theorieën over de communicatie tussen sprekers van het Middelnederduits en de Scandinavische talen.[26] In de jaren 50 en 60 werd gesuggereerd dat een pidgin of mengtaal gebruikt zou worden als Lingua franca bij onderlinge communicatie vanwege de verschillen tussen de talen.[27][28] Vanaf de jaren 90 kwam de gedachte op dat er sprake was van semi-communicatie of passieve of receptieve tweetaligheid.[29][30][31][32] Vanwege de verwantschap en gelijkenissen tussen de (dialecten van de) talen verstond men elkaar in grote mate bij het gebruik van de eigen taal.[33] Hier en daar moest men zich het eigen taalgebruik echter aanpassen aan de ander. Zo werden er veel woorden gebruikt die aanwezig waren in beide talen.[34] Berg (2016) vermeldt dat aan het begin van de 16e eeuw de onderlinge verstaanbaarheid waarschijnlijk beperkt was en er sprake was van codewisseling en actieve tweetaligheid wat indiceert dat sprekers de Scandinavische talen en het Middelnederduits als verschillende beschouwden. Verder zouden sprekers van de Noord-Germaanse talen het Middelnederduits beter verstaan dan andersom.[35] Verzonden (Oud)zweedse brieven uit Zweden naar het hedendaagse Tallinn ten tijde van de Hanze werden vertaalt naar het Middelnederduits maar niet andersom. Dit illustreert statusverschil tussen de twee talen maar ook het feit dat de wederzijdse verstaanbaarheid niet dusdanig groot was dat kennis van één van de twee talen genoeg was om de andere taal te begrijpen. In dit geval zonder veel blootstelling aan het Zweeds in Tallinn. Vanwege meer blootstelling aan het Zweeds ging het Middelnederduitse scribenten in Zweden beter af met het Zweeds.[36]

Middelnederduitse invloed op Slavische talen

[bewerken | brontekst bewerken]

De woordenschat en de grammatica van het Kasjoebisch hebben een grote invloed ondergaan van het Middelnederduits, onder andere door taalcontact via de Oostkolonisatie. Voorbeelden zijn het gebruik van miec (hebben) en bëc (zijn) bij bepaalde werkwoordtijden.[37] De noordelijke Kasjoebische dialecten hebben een grotere Nedersaksische invloed op de woordenschat dan de zuidelijke Kasjoebische dialecten.[38] De uitspraak van bepaalde woorden is eveneens beïnvloed door het Middelnederduits/Nedersaksisch.[39] Met de verdrijving van Duitsers na de Tweede Wereldoorlog is er geen contact meer tussen het Nedersaksisch en het Kasjoebisch. Nedersaksische leenwoorden met een Middelhoogduitse leenwoord als equivalent in het Pools worden vaak vervangen door het Middelhoogduitse Poolse leenwoord. Oudere Nedersaksische leenwoorden zijn echter behouden gebleven omdat ze niet herkend worden als 'vreemd' en gezien worden als karakteristiek voor het Kasjoebisch.[39]

Met het opgang komen van de Oostkolonisatie en de invloed van de Hanze begon de beïnvloeding en verdringing van de Slavische talen door het Middelnederduits in het huidige noordelijke deel van Oost-Duitsland en het noorden van Polen. Dit kwam vanaf ongeveer de 12e eeuw opgang. Vanaf de 14e en 15e eeuw nam de invloed van het Middelnederduits toe op het Kasjoebisch, Sorbisch en het Polabisch. Vanaf ongeveer de 16e eeuw was er enkel nog contact met het Kasjoebisch, Polabisch en de noordelijke Poolse dialecten. Met de neergang van de Hanze nam de invloed van het Middelnederduits/Nedersaksisch af, vooral na de 17e eeuw. Het Polabisch heeft eveneens een grote invloed ondergaan van het Nedersaksisch op de woordenschat. Het Nedersorbisch en de noordelijke Poolse dialecten hebben een minder grote lexicale invloed ondergaan. Enkele leenwoorden bestaan daarnaast ook in het gestandaardiseerde Pools.[39]

Kenteken van het Middelnederduits

[bewerken | brontekst bewerken]

Er waren (onder andere) de volgende algemene kentekenen van het Middelnederduits:

Geen Hoogduitse klankverschuiving

[bewerken | brontekst bewerken]

Het Middelnederduits had (net als het Nederlands) de tweede Germaanse klankverschuiving niet meegemaakt. Men schreef dus

  • dat (Nederlands dat, Duits das)
  • up (Nederlands op, Duits auf)
  • rike (Nederlands rijk, Duits Reich)[12]

Geen diftongering

[bewerken | brontekst bewerken]
Zie Diftongering voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het Middelnederduits had nog een aantal oude monoftongen bewaard, die in het Hoogduits van die tijd en in het moderne Nederlands tot diftongen (tweeklanken) zijn geworden.

  • sinen (Nederlands zijn, Duits seinen)
  • up (Nederlands op, Duits auf)[12]

In het eerste geval gaat het om de oude West-Germaanse lange i, die in het moderne Nederlands en in het moderne Duits een tweeklank is. In het tweede geval gaat het om een korte klinker die ongeveer oe werd uitgesproken. Deze klinker is in het moderne Duits een au-tweeklank.

De lange o blijft bewaard

[bewerken | brontekst bewerken]

Het Middelnederduits heeft nog de oude West-Germaanse lange o bewaard, die in het moderne Nederlands en in het moderne Duits een oe-klank is. Die klank wordt in het Nederlands oe en in het Duits u gespeld.

  • sachtmodig (Nederlands zachtmoedig, Duits sanftmütig, afgeleid van Sanftmut)[12]

Monoftongering van ai

[bewerken | brontekst bewerken]
Zie Monoftongering voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het Middelnederduits had de West-Germaanse tweeklank ai niet als tweeklank maar als monoftong bewaard, namelijk in de vorm van een lange e.

  • enen (Nederlands een, Duits einen)[12]

Dit is een kenmerk dat men ook vaak in het Nederlands aantreft.

[bewerken | brontekst bewerken]
  1. a b c Lasch, Agathe (1914). Mittelniederdeutsche Grammatik. Halle/Saale: Niemeyer. p. 5.
  2. Köbler, Gerhard (2014). "sassisch". Mittelniederdeutsches Wörterbuch (3rd ed.). Retrieved 11 March 2019.
  3. Peters, Robert (2000). Soziokulturelle Voraussetzungen und Sprachraum des Mittelniederdeutschen, 1409–1422.
  4. (de) Bischoff, Karl (1967). Sprache und Geschichte an der mittleren Elbe und unteren Saale, Köln, 243f "Luther hat sich nicht als Meißner, was im heutigen Sprachgebrauch Obersachse wäre, und nicht als Thüringer gefühlt: ‚Sonst bin ich keiner nation so entgegen als Meichsnern vnd Thoringen. Ich bin aber kein Thoring, gehöre zun Sachsen', hat er einmal bei Tische betont. Und er scheint noch in späteren Jahren des Niederdeutschen mächtig gewesen zu sein, in [Johann] Aurifabers Aufzeichnungen vom Februar 1546 heißt es: ‚Zu dem sagete der Doctor von Wücherern, daß man jtzt spreche in Sachsen: Wer sägt, dat Wucher Sünde si, / Die hefft kein Geld, dat gläube fri. Aber ich Doctor Luther sage dagegen: Wer sägt, dat Wucher kein Sünde si, / Die hefft kein Gott, dat gläube nur fri."
  5. Chyträus, Nathan (1582). Nomenclator latino-saxonicus, Rostock. Geraadpleegd op 11 March 2019.
  6. Biblia sacra, Ebraice, Chaldaice, Graece, Latine, Germanice, Saxonice. [...]. Elias Hutter & Katharina Dietrich, Nürnberg (1599). Geraadpleegd op 11 March 2019.
  7. Köbler, Gerhard (2014). Mittelniederdeutsches Wörterbuch, 3rd, "düde (1)".
  8. Köbler, Gerhard (2014). Mittelniederdeutsches Wörterbuch, 3rd, "ōsterisch".
  9. Lasch, Agathe (1914). Mittelniederdeutsche Grammatik. Niemeyer, Halle/Saale, p. 6.
  10. D. Nicholas, 2009. The Northern Lands: Germanic Europe, c.1270–c.1500. Chichester: Wiley-Blackwell. pp. 180–198.
  11. Lasch, Agathe (1914). Mittelniederdeutsche Grammatik. Niemeyer, Halle/Saale, p. 1.
  12. a b c d e f g h i Peter von Polenz,Deutsche Sprachgeschichte vom Mittelalter bis zur Gegenwart, Band 1, 2e druk, Verlag Walter de Gruyter, Berlin/ New York, 2000, ISBN 3-11-016478-7
  13. a b Visser, Lourens (2023-09). Old Saxon and Middle Low German Adverbs of Degree: A Case of Diachronic Discontinuity?. Journal of Germanic Linguistics 35 (3): 266–306. ISSN:1475-3014DOI:10.1017/S1470542722000162.
  14. a b Claus Jürgen Hutterer, Die germanischen Sprachen, 2e druk, Wiesbaden 1987, ISBN 3-922383-52-1
  15. Einar Haugen, Die skandinavischen Sprachen, Hamburg 1984, ISBN 3-87118-551-5
  16. Middle Low German loanwords in the Scandinavian Languages. web.archive.org (30 december 2020). Gearchiveerd op 30 december 2020. Geraadpleegd op 28 september 2023.
  17. a b Jervelund, Anita Ågerup, Antal arveord og låneord. Dansk Sprognævns svarbase (2008).
  18. Middle Low German loanwords in the Scandinavian Languages. web.archive.org (30 december 2020). Gearchiveerd op 30 december 2020. Geraadpleegd op 28 september 2023.
  19. Mathieu van Woerkom, De invloed van Middelnederduits op de Scandinavische talen
  20. Pettersen, E. 1981. Personnavn i Vest-Norge 1450–1550. Oslo: Novus.
  21. (en) Særheim, Inge (2019). Low German influence on the Scandinavian languages in late medieval times – some comments on loan words, word-forming, syntactic structures and names. AmS-Skrifter  (27): 153–161. ISSN:2535-6127DOI:10.31265/ams-skrifter.v0i27.270.
  22. Hellquist, E. 1930. Det svenska ordförrådets ålder och ursprung 2. Lund: C. W. K. Glerups förlag.
  23. a b (en) Særheim, Inge (2019). Low German influence on the Scandinavian languages in late medieval times – some comments on loan words, word-forming, syntactic structures and names. AmS-Skrifter  (27): 153–161. ISSN:2535-6127DOI:10.31265/ams-skrifter.v0i27.270.
  24. Jahr, E. H. 1995. Nedertysk og nordisk: Språksamfunn og språkkontakt i Hansatida, in E. H. Jahr (ed.), Nordisk og nedertysk. Språkkontakt og språkutvikling i Norden i seinmellomalderen, 9–28. Oslo: Novus.
  25. Nesse, A. 2002. Språkkontakt mellom norsk og tysk i hansatidens Bergen. Oslo: Det Norske Videnskaps-Akademi.
  26. (en) Særheim, Inge (2019). Low German influence on the Scandinavian languages in late medieval times – some comments on loan words, word-forming, syntactic structures and names. AmS-Skrifter  (27): 153–161. ISSN:2535-6127DOI:10.31265/ams-skrifter.v0i27.270.
  27. Indrebø, G. 1951. Norsk målsoga. Bergen: John Griegs boktrykkeri.
  28. Skard, V. 1967. Norsk språkhistorie til 1523. Oslo: Universitetsforlaget.
  29. Jenstad, T. E. 2016. Ordforrådet, in H. Sandøy (ed.), Norsk språkhistorie 1, 447–509. Oslo: Novus.
  30. Braunmüller, K. 1994. Semikommunikation og lingvistiske simulationsmodeller (om sprogkontakt i hansatiden), in U. B. Kotsinas and J. Helgander (eds), Dialektkontakt, språkkontakt och språkförändring i Norden. Föredrag från et forskarsymposium, 92–97. Stockholm: Stockholms Universitet.
  31. Braunmüller, K. 1995. Forudsætninger for at overtage middelnedertyske sprogstrukturer i de skandinaviske sprog, in E. H. Jahr (ed.), Nordisk og nedertysk, 29–54. Oslo: Novus.
  32. Braunmüller, K. 2012. Semi-communication and beyond: some results of the Hamburg Hanseatic Project (1990–1995), in L. Elmevik and E. H. Jahr (eds), Contact between Low German and Scandinavian in the Late Middle Ages. 25 years of Research, 95–111. Acta Academiae Regiae Gustavi Adolphi 121. Uppsala: Swedish Science Press.
  33. Rambø, G.-R. 2010. Historiske og sosiale betingelser for språkkontakt mellom nedertysk og skandinavisk i seinmiddelalderen – et bidrag til historisk språksosiologi. Oslo: Novus.
  34. Nesse, A. 2002. Språkkontakt mellom norsk og tysk i hansatidens Bergen. Oslo: Det Norske Videnskaps-Akademi.
  35. Berg, Ivar (1 oktober 2016). A note on the relationship between Scandinavian and Low German. Journal of Historical Sociolinguistics 2 (2): 189–210. ISSN:2199-2894DOI:10.1515/jhsl-2016-0012.
  36. (en) Petzell, Erik M. (2016). Low German with a Swedish twist - Contact-induced word order transfer in the 15th century. Ampersand 3: 143–150. DOI:10.1016/j.amper.2016.06.004.
  37. Bartelik, Piotr. 2018. Sprachkontaktinduzierte Grammatikalisierung am Beispiel des polnischen und Kashubianen Tempussystems. Studia Germanica Posnaniensia 39. 7–34.
  38. (en) Abraham, Werner, Kątny, Andrzej, Bartelik, Piotr (2 juli 2022). Kashubian – its Middle Low German heritage as partial superstrate. Glottotheory 13 (1): 45–80. ISSN:2196-6907DOI:10.1515/glot-2022-2003.
  39. a b c Knoll, V., On the history of Low German Influence in Slavonic languages (2017). Geraadpleegd op 22-07-2024.