Ludwig Feuerbach
Ludwig Feuerbach | ||||
---|---|---|---|---|
Persoonsgegevens | ||||
Naam | Ludwig Andreas Feuerbach | |||
Geboren | Landshut, 28 juli 1804 | |||
Overleden | Rechenberg-Neurenberg, 13 september 1872 | |||
Land | Koninkrijk Beieren | |||
Functie | Filosoof | |||
Oriënterende gegevens | ||||
Stroming | Humanisme Materialisme | |||
Levensbeschouwing | Atheïsme | |||
Handtekening | ||||
|
Ludwig Andreas Feuerbach (Landshut, 28 juli 1804 – Rechenberg-Neurenberg, 13 september 1872) was een Duits filosoof. Zijn vader was de bekende jurist Paul von Feuerbach.
Ludwig Feuerbach was een filosoof die zichzelf tot doel had gesteld de mens weer terug op aarde te brengen. Op het gebied van godsdienstfilosofie kwam hij met twee opvattingen:
- God is een projectie van de mens
- Er is een alomvattend beginsel. Hij stelt hierbij het streven naar geluk centraal.
Feuerbach zag religie als slechts een bevrediging van een verlangen van de mens. Hij beschouwde religie als een compensatie voor beperktheid en eindigheid, en godsdienst is volgens Feuerbach niets meer dan een illusie. Hij pleit voor een beschaving niét gebaseerd op religie maar op natuurwetenschap.
Een belangrijk werk van Feuerbach is Gedanken über Tod und Unsterblichkeit. Hierin stelt hij dat geloof in onsterfelijkheid - zoals dat in het westerse godsgeloof voorkomt - slechts een gedachte is van de mens waaruit blijkt dat deze zijn subjectieve vermogen overschat. Toen bekend werd dat hij het geschreven had was het de reden om zich terug te trekken uit de universitaire wereld.
Hiermee legde Feuerbach een basis voor een gangbare gedachte binnen het existentialisme dat de mens op zichzelf is.
In zijn boek Das Wesen des Christentums (oorspronkelijke spelling: Das Wesen des Christenthums) (1841) betoogde hij, nogmaals, dat de notie van het opperwezen niet meer is dan de projectie naar buiten toe van zijn innerlijke natuur. Dit was van sterke invloed op de gedachten van Karl Marx, vooral waar het de vervreemdingstheorie betreft, en ook op Joseph Dietzgen en Max Stirner.
Feuerbach stelde, in navolging van de Franse arts de La Mettrie een eeuw eerder, dat het menselijk organisme niet een hoger wezen als de ziel vereist.
Feuerbach had een materialistische grondhouding maar werd desondanks door Marx in diens Stellingen over Feuerbach op dat punt hevig bekritiseerd, omdat Feuerbach volgens hem niet de politieke consequenties van zijn werk inzag.
Filosofie van Feuerbach
[bewerken | brontekst bewerken]Feuerbach maakte deel uit van de links-hegelianen. Dit waren jonge Duitse intellectuelen die weliswaar de dialectiek van Hegel waardeerden, maar op zijn idealisme en metafysica hevig kritiek uitten. Ook Feuerbach had kritiek geuit op Hegels godsdienstideaal. Hegel schreef dat God van zichzelf vervreemd raakte toen Hij de mens schiep. Feuerbach draaide de bewering om. Hij schreef dat de mens van zichzelf vervreemd raakte toen hij God schiep. Hij beweerde zelfs dat het geloven in God en de heilige Familie de oorzaak van alle disharmonie op aarde is.
Daar gebruikte hij de hegeliaanse dialectiek voor. Hij beschouwde de hemelse en harmonieuze familie als de these. De aardse en ontwrichte familie als antithese. En vormde tot slot de aardse harmonieuze familie als synthese. En hoe valt zoiets te bereiken? Door de hemelse familie en ook God te vergeten. Door te beseffen dat harmonie enkel op aarde mogelijk is, verdwijnt de ontwrichting vanzelf.
Deze stelling werd door Karl Marx, die Feuerbach aanvankelijk bewonderde, als utopie beschouwd. Bovendien beschuldigde Marx Feuerbach van crypto-idealisme. Want volgens Marx was de filosofie van Feuerbach geenszins materialistisch, maar nog altijd idealistisch. Volgens Marx beschouwde Feuerbach de mens als een abstract, statisch en eenzaam wezen, want hij hield geen rekening met de geschiedenis en de klassenpositie van mensen. Feuerbach beweerde dat de mens zijn Goden had gecreëerd om liefde met almacht te combineren, terwijl Marx beweerde dat de mens zijn God had gecreëerd ten gevolge van onderdrukking. Marx dacht dat religie zou verdwijnen door collectieve klassenstrijd en de revolutie, terwijl Feuerbach vond dat ieder individu zijn geluk moest zoeken in de werkelijke wereld en niet in een goddelijk surrogaat.
Feuerbach over de ziel
[bewerken | brontekst bewerken]Volgens Feuerbach is de ziel of geest nauw verbonden met het lichaam en dus niet een ander hoger wezen. Evenmin als achter de natuur een God staat. De psychologie is daarbij gericht op de subjectieve ervaringen, kortom het innerlijk beleefde zieleleven. Het geestelijke is dus eigenlijk een illusie die voortkomt uit de subjectieve waarneming. Objectief gezien is de ziel het product van de complexe werking van de hersenen, die het onderwerp zijn van de fysiologie.[1][2]