Dorestad
Dorestad | ||||
---|---|---|---|---|
![]() | ||||
Dorestad in vroegmiddeleeuws Nederland | ||||
Situering | ||||
Coördinaten | 51° 59′ NB, 5° 20′ OL | |||
|

Dorestad was in de vroege middeleeuwen een belangrijke en succesvolle interregionale handelsplaats.[1][2] De bloeitijd moet vanaf het einde van de 7e tot het midden van de 9e eeuw zijn geweest.
Dorestad zou zijn bestaan vooral hebben ontleend aan de langeafstands- en regionale handel.[3] Het wordt verder wel beschouwd als een plaats waar uitwisseling plaatsvond tussen christelijke Franken en niet-christelijke Friezen en Vikingen.[4] Het inwonertal van Dorestad tijdens zijn bloeitijd wordt op een paar duizend mensen geschat.[5] Het was in zijn bestaan tot aan het begin van de 8e eeuw[6] vaak de inzet in de oorlog tussen de Friezen en de Franken.
Rond het midden van de 9e eeuw raakte Dorestad geleidelijk in verval, om uiteindelijk helemaal te verdwijnen. Ongeveer op de plek waar Dorestad lag, verrees enkele eeuwen later het huidige Wijk bij Duurstede. Dorestad raakte zeer lange tijd in de vergetelheid, tot er in de 19e eeuw weer melding van werd gemaakt.
Etymologie
[bewerken | brontekst bewerken]De naam Dorostate duikt voor het eerst op aan het einde van de 7e eeuw, en wordt dan genoemd door een geograaf uit Ravenna.[7]Dorestad wordt hier omschreven als patria Frigonum/Frixonum, dus liggende in het land der Friezen.[8]
Algemeen wordt aangenomen dat de plaatsnaam Dorestad, of eigenlijk Dorestate, etymologisch op zijn minst deels van Keltische oorsprong is.[9] De samenstellende delen zijn "dur" (versterking, toegangspoort) en "stade" (oever); samen is dat "versterking / poort aan de oever". De plaatsnaam als "dorestate" is vanaf de 7e eeuw uit bronnen bekend, namelijk op Merovingische munten.[1] Volgens taalhistoricus Lauran Toriaans is de naam Dorestat een samentrekking van Germaans en Keltisch, ontstaan in een Romaans taalgebied met een Keltisch substraat, zoals bijvoorbeeld ook Domburg. Het Keltische dworest (deur) in de betekenis van haven staat naast het Gallische ‘duron’ voor besloten marktplaats. Samengevoegd met het Germaanse ‘statha’, aanlegplaats, leidt dit tot marktplaats met aanlegplaats.[10] Een meer recente en iets andere verklaring, is dat Dorestate een samenstelling is van het Keltische "dworest" (doorgang/deur, waaruit "dorus" is ontstaan), en het Keltische achtervoegsel "-atis" (duidt op bewoners); samen is dat "doorgangbewoners" (P. Schrijver, 2014).[11]
Geschiedenis
[bewerken | brontekst bewerken]Ligging
[bewerken | brontekst bewerken]Dorestad staat nog niet aangegeven op de Peutingerkaart, een 3e- of 4e-eeuwse Romeinse reiskaart.
De plaats was gelegen op de plek waar de Lek van de Rijn afsplitste. Uit een schenkingsoorkonde van Karel de Grote uit 777 valt op te maken dat de plaats niet ver van Utrecht af lag.[12] Er waren daar ook overblijfselen van een voormalig Romeins castellum, met onder meer militaire helmen.[7]
De voornaamste reden dat Dorestad als bloeiende handelsplaats (emporium) ontstond is van verkeersgeografische aard. Dorestad bevond zich op het kruispunt van twee belangrijke handelsroutes over water. Via de ene route had Dorestad een verbinding via de Kromme Rijn, Utrechtse Vecht en het Almere met de Friese gebieden en Wadden. Het verbond in grotere zin in die verbinding het Duitse Rijnland via de Rijn met Scandinavië en het Oostzeegebied.
De tweede handelsroute liep langs de Lek naar de kust en vormde een verbinding tussen het Rijnland en Engeland.[2] Ook kon men via deze verbinding de Schelde bereiken en daardoor Neustrië, het kerngebied van de Salische Franken in Vlaanderen, Brabant en het noorden van Frankrijk.
Ruimtelijke indeling en gebouwen
[bewerken | brontekst bewerken]
Door middel van archeologische opgravingen is tot 1994 circa 55 hectare[13] in Wijk bij Duurstede blootgelegd. Met name tussen 1967 en 1977 heeft de toenmalige ROB naar aanleiding van bouwplannen het grootste archeologische onderzoek in Nederland gedaan, met opgravingen over een oppervlakte van 30 hectare. Mede uit deze onderzoeken onderscheidt men vandaag de dag drie specifieke delen in de agglomeratie van het voormalige Dorestad;[1]
- Benedenstad: het noordelijk deel, heden gelegen in de stadsbebouwing van Wijk bij Duurstede
- Bovenstad: het zuidelijk deel, heden gelegen bij het dorp Rijswijk. Hierin valt ook het castellum
- Middendeel: het gebied tussen de Beneden- en Bovenstad
Het noordelijk deel bleek bij de opgravingen uit drie zones te bestaan: de haven, een daarop aansluitende zone met dichte bebouwing van vermoedelijk handelslieden en in het achterland een zone van verspreide bebouwing met boerderijen. De haven van Dorestad bestond aan de waterkant uit houten steigerconstructies op palen in de rivier de Rijn. De Rijn verlegde echter langzaam zijn loop in oostelijke richting[14] en de steigers moesten telkens worden verlengd, waardoor een uitgebreid complex van platformconstructies ontstond.[15] Van deze constructies schat men het aantal verticale palen op wellicht 150.000 tot 200.000 stuks.[16] Resten van het zuidelijk deel van Dorestad zijn in de loop der eeuwen door de veranderende rivierloop grotendeels weggespoeld, bij baggerwerkzaamheden worden nog wel restanten aangetroffen.[17] Andere restanten zijn ook als herbruikt bouwmateriaal terug te vinden.
Mogelijk is er sprake geweest van lintbebouwing langs de rivier die 3 kilometer lang is geweest, met honderden huizen en duizenden inwoners.[18] Ook waren er in Dorestad twee grote begraafplaatsen waarvan tijdens de opgravingen duizenden graven tevoorschijn kwamen.[19] Dorestad zelf was niet omwald. In de wijk De Geer lag een versterking met een grachtenstructuur, mogelijk een vluchtburcht.[1][18]
Huizenbouw vond plaats in hout. Bij de huizen bevonden zich meestal meerdere waterputten veelal gemaakt van eikenhouten vaten, vermoedelijk herbruikte wijnvaten. Jaarringonderzoek op het eikenhout van de vaten toont een vermoedelijke herkomst uit Rijnland-Hessen met dateringen van de bomenkap tussen 685 en 835.[20] In een jaarringonderzoek naar aanleiding van de opgravingen tussen 1967 en 1977 op bijna 2000 stuks hout van verschillende boomsoorten, komen dateringen voor van bomenkap in de periode tussen 650 en 850.[16]
De boerderijen konden afmetingen van 25 bij 8 meter hebben met lange gebogen wanden waardoor de plattegrond enigszins op die van een schip leek. De boerderijwanden waren gemaakt van een vlechtwerk met leem, het dak van riet of stro. De boerderij was qua binnenruimte onderverdeeld en had meestal een inpandige veestal. In Amersfoort is op landgoed Schothorst een boerderij gereconstrueerd gebaseerd op de opgravingsgegevens.[21][22]
Economie
[bewerken | brontekst bewerken]
Men heeft inzicht in wat voor handel destijds in Dorestad plaatsvond door de archeologische vondsten en de tolregisters. Er werden zowel goederen verhandeld voor het dagelijks gebruik als luxe en exotische goederen. Wat door archeologen terug werd gevonden was voornamelijk aarde- en glaswerk,[2] zoals Keulse potten[18] uit het Midden Rijn-gebied in Duitsland, en maalstenen uit de Eifel. Verder wijn uit Hessen, grote hoeveelheden barnsteen uit de Baltische staten[23] en uit Scandinavië slijpstenen. In de tolregisters van Dorestad staat handel vermeld van pelzen, textiel, verfstoffen, zout, voedsel, honing en ook slaven en jachthonden.[2]
Tevens werden er ambachten uitgeoefend en producten vervaardigd: onder meer uit glas, hout, steen, leer en al dan niet edele metalen. Uit been en gewei werden kammen en uit brons sieraden en sleutels gemaakt. Van ruwe barnsteen werden voorwerpen vervaardigd als spinklosjes en kralen, waarbij de kralen ook wel van glas werden gemaakt. In de handelsplaats en directe omgeving vond een vrij omvangrijke agrarische productie plaats, met vele boeren die de handelsplaats en haar bewoners van voedsel voorzagen.[2]
Dorestad was wijd en zijd bekend doordat het een munt bezat. Rond 640 was muntmeester Madelinus hier werkzaam. Tot aan circa 690 werden er gouden munten geslagen, daarna veel zilveren sceatta's.[24][25] Deze waren een tijdlang het voornaamste betaalmiddel in West- en Noord-Europa. In de Karolingische tijd werden er in Dorestad munten geslagen met een opschrift van Pepijn de Korte, Karel de Grote en Lodewijk de Vrome.[26] Muntgeld dat in Dorestad is geslagen is tot in Rusland teruggevonden.[2]
De hierboven genoemde oorkonde uit 777 vermeldt ook dat er in Dorestad oeverbelasting (ripaticum) werd geheven.
Christendom
[bewerken | brontekst bewerken]Vermoedelijk speelde Dorestad een rol in de kerstening van de regio[2] en mogelijk op een nog grotere schaal.[17] Bij opgravingen in het grafveld op De Heul werd een gebouwtje aangetroffen dat mogelijk een kerkje was.[27] De oorkonde uit 777 vermeldt een Bovenkerk (Upkirika) in de Bovenstad. In de gehele agglomeratie bevonden zich mogelijk nog andere kerkelijke gebouwen.[1] Theutbertus wordt wel genoemd als bisschop van Dorestad. In oorkonden worden schenkingen van goederen aan de Utrechtse kerk vermeld.
In vroegmiddeleeuwse kerkelijke bronnen wordt weleens verhaald dat Dorestad een groot aantal kerken had.[28] Odbert verhaalde in de 11e eeuw dat 55 kerken in Dorestad door de Vikingen waren vernietigd en tevens dat de handelsplaats daarbij was platgebrand.[29] Ondanks de grootschalige opgravingen zijn echter nooit sporen van een grote brand of het afslachten van vee en mensen teruggevonden.[30][31] De voorstelling over het platbranden van Dorestad is wel lange tijd in stand gebleven, onder meer J.H. Isings beeldde het in 1927 uit in een schoolplaat.
Veroveringen
[bewerken | brontekst bewerken]Pepijn van Herstal veroverde de stad omstreeks 690 op de Friese koning Radboud (zie de Slag bij Dorestad).[32] Rond 719 kwam Dorestad in de strijd tussen de Friezen en Franken definitief in Frankische handen, door toedoen van Karel Martel. Omstreeks 840 droeg Lotharius I de stad over aan de Deense broers Rorik en Harald.
Aanvallen door Vikingen en onderlinge twisten tussen de Frankische vorsten
[bewerken | brontekst bewerken]Aanvankelijk waren de Vikingen ook een goede handelspartner voor Dorestad.[32] In de 9e eeuw begonnen de Vikingen de stad echter aan te vallen en te plunderen. De eerste keer zou dit zijn gebeurd in 834, de laatste keer in 863.[33]
Door de opmars van de Franken onder Karel de Grote voelde de Deense koning Siegfried zich bedreigd. Karels inname van Noordalbingië om ook de Saksen ten oosten van de Elbe te onderwerpen, leidde tot een broedertwist tussen de facties van Siegfrieds zonen Halfdan en Godfried. Na Godfrieds overlijden kwam Halfdans zoon Klakk-Haraldr Halfdansson op de Deense troon, maar die werd door Godfrieds zonen verdreven.
Lotharius, de oudste zoon van Lodewijk de Vrome, de zoon van Karel de Grote, maakte gebruik van de diensten van de Deense clan van de verdreven koning Klakk-Haraldr, die in 814 naar het Frankische Rijk was uitgeweken. Haraldr was vazal van Lodewijk geworden met een standplaats in Saksen. In 819 werd Haraldr door Lodewijks onderhandelingen met de Denen medekoning in Denemarken. In 826 werden Haraldr en zijn clan in Mainz gedoopt en hij kreeg het Oost-Friese graafschap Rüstringen in leen, waar mogelijkerwijs ook de gouwen Östringen, Wangerland, Harlingerland en een deel van Norderland bij hoorden. Haraldr werd uit Denemarken verdreven en bracht zijn laatste 25 jaar in het graafschap door, waarschijnlijk in Jever (Gîvers uit het Gudrun-epos?).
Toen Lotharius in conflict kwam met zijn vader Lodewijk na diens herindeling van het Rijk in 829, gaf hij Haraldr junior, Klakk-Haraldrs neef, de opdracht de belangen van Lodewijk in Frisia te schaden: doorvoerroutes onveilig maken en Dorestad plat branden. De toevoer van goederen naar het kerngebied van de Frankische aristocratie zou daardoor stagneren. Lodewijk zou dan aan Lotharius' wensen moeten toegeven. Dorestad werd dan ook jaarlijks geplunderd tot vader en zoon zich te Worms in 839 verzoenden. Frisia werd tussen Lotharius en zijn halfbroer Karel de Kale verdeeld, waarbij de Maas de grens werd. Lotharius droeg Dorestad over aan Harald junior en zijn broer Hroerekr (Rorik). Met het Verdrag van Verdun in 843 eindigde de broedertwist en werd het Rijk opnieuw verdeeld, waarbij Lotharius, mede door zijn trouwe Denen, geheel Frisia ten noorden van de Schelde, deel van zijn Middenrijk mocht noemen.
Na het overlijden van Lodewijk de Vrome in 840 ontbrandde een nieuwe machtsstrijd tussen zijn drie zonen. Echter, in Frisia had Lotharius een stevige positie door de Deense warlords, die in Rüstringen, Dorestad en op Walcheren zaten. Het verwoestende effect van de burgeroorlogen stond in geen verhouding tot de 'relatief bescheiden' gevolgen van de Vikingaanvallen. De Friezen en Denen konden het helemaal niet zo slecht met elkaar vinden: ze deelden handelsbelangen (de Friezen handelden met Scandinavië), Frisia bleef verwant aan de heidense Noordzeecultuur (de heidense Germaanse goden waren de Friezen vertrouwd), de Friezen voelden zich door de Franken overheerst met hun centralistische bestuurswijze en christelijke zendingsdrang. De Friezen verdedigden Walcheren dan ook niet toen in 837 de Denen er aanvielen. De Friese graaf Gerulf de Oudere in Westergo werd van nalatigheid beschuldigd, maar kreeg in 839 zijn bezittingen terug.[34]
Verval
[bewerken | brontekst bewerken]Aan het einde van de 9e eeuw raakte Dorestad in verval. Het is niet duidelijk wat aan deze neergang ten grondslag heeft gelegen. Een of meer van de volgende factoren speelden mogelijk een rol:
- Het verzanden en zich verplaatsen van de Rijn (864) maakte handel in Dorestad onpraktisch.[18] Tijdens hevig noodweer in 863 zou volgens dr. R. van Luttervelt door de bevolking een nooddam in de Rijn zijn opgeworpen om het wassende water via de zijtak de Lek af te voeren. De daardoor veroorzaakte verzanding van de riviermond in Katwijk, zou dit onomkeerbaar hebben gemaakt.
- De hierboven beschreven plunderingen door Vikingen.
- Verschuiving van de machtsverhoudingen door de rijksdelingen na de dood van Lodewijk de Vrome, opvolger van Karel de Grote,[18] waarna het Karolingische rijk uiteenviel. Dorestad kwam eerst te liggen in het Middenrijk van Lotharius I. De handelsplaats kreeg daarmee nu een weinig gunstige positie tussen het West- en Oost-Frankische rijk. Door de toenemende invloed van West-Francië op Dorestad verloor de plaats bovendien de goede verbinding met het commercieel belangrijke achterland van Oost-Francië. De kooplieden weken nu uit naar gunstiger gelegen handelsplaatsen zoals Deventer en Tiel.[35]
- De verregaande feodale desintegratie van het Frankische Rijk aan het eind van de 9e eeuw had tot gevolg dat de koningen hun macht kwijtraakten. In plaats daarvan was het nu de beurt aan lokale machthebbers. Hierdoor verloren de koningen hun interesse in Dorestad en werden de havenwerken niet meer uitgebreid.[35]
- Het ontbreken van een kerkelijk centrum, waardoor de vorst en elite minder geïnteresseerd waren in Dorestad.[4] Wel had de Utrechtse kerk bezittingen in Dorestad gekregen van de Frankische koningen in een poging om meer grip te krijgen op de lokale elite, maar dit had tot onpraktische verbrokkeling geleid van de bezitsverhoudingen.[35]
Misschien droegen al deze factoren in meer of mindere mate bij tot het verval van Dorestad, waarvan uiteindelijk alleen nog een agrarische nederzetting overbleef.[36] Na het verval verschoof een deel van de handelsactiviteiten naar Tiel en Deventer en in een latere fase werd de stad Utrecht een religieus, handels- en bestuurlijk centrum. Dorestad en het gebied eromheen viel daarna onder het gouw Opgooi.
Opgravingen
[bewerken | brontekst bewerken]

In verband met vrees voor de veepest was in 1839 het gebruik van botten van pas overleden dieren stilgelegd. Deze botten werden vaak vermalen tot beendermeel om de grond te kunnen bemesten. Direct ten noorden van Wijk bij Duurstede bevonden zich echter zeer grote hoeveelheden oude dierenbotten in de grond, die gebruikt konden worden om toch aan botten te kunnen komen. Door middel van zogeheten beendergraverijen werd een vermeld aantal van minstens een half miljoen kilo botten opgegraven. Maar ook werden er daarbij grote hoeveelheden ander materiaal aangetroffen zoals scherven, munten en sieraden. Het voorgaande leidde in de winter van 1841-1842 tot de eerste archeologische opgraving onder leiding van L.J.F. Janssen, destijds conservator van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Aan de hand van deze vondsten werd voor het eerst een (nog voorzichtig) wetenschappelijk verband gelegd met Dorestad.[37]
Vanaf de jaren 20 van de 20e eeuw werd de archeologische zoektocht naar Dorestad hervat. In eerste instantie werd dit gedaan door Jan Hendrik Holwerda (die enkele jaren daarvoor bij Nijmegen het Oppidum Batavorum meende te hebben gevonden). Na de Tweede Wereldoorlog ging de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek ermee door. Vanaf 1967 werd er onder leiding van Wim van Es veel uitvoeriger in de bodem gezocht.
Het afgegraven gebied bedroeg uiteindelijk ca. 70 hectare, waarmee dit een van de grootste archeologisch afgravingen ter wereld is geworden. Vooral aan de linkeroever van de Kromme Rijn werden over een afstand van enkele honderden meters sporen ontdekt die men toeschreef aan intensieve bewoning en nijverheid.[38]

Een van de beroemdste archeologische vondsten van Nederland is de Fibula van Dorestad (zie afbeelding). Zij is in 1969 gevonden in een waterput in Dorestad. Het kostbare sieraad is waarschijnlijk in de put verborgen vanwege gevaar, bijvoorbeeld de aanvallen van Vikingen op Dorestad.[39]
Dierlijk voedsel
[bewerken | brontekst bewerken]Via de aangetroffen restanten van dieren zoals Dorestads keukenafval in de vorm van de bij meerdere opgravingen aangetroffen botten, is er inzicht in welke dieren er in Dorestad werden gegeten. Geschreven bronnen uit de vroege middeleeuwen geven daarbij aanvullende informatie.
Bijna de helft (47%) van het gewicht aan teruggevonden botten was afkomstig van runderen. Samen met varkens (31%) en schapen (10%) vormden zij de voornaamste bron van vlees. Kip en andere gevogelte, geit, wilde zoogdieren en dergelijke komen in percentages voor van ten hoogste enkele procenten, eenzelfde uitkomst is te zien onder de zoet- en zoutwatervissen zoals snoek, paling en haring en weekdieren zoals mosselen.[40]
Twijfel
[bewerken | brontekst bewerken]Vooral sinds het begin van de 21e eeuw plaatsen steeds meer onderzoekers vraagtekens bij de situering van het historische Dorestad op de plek van Wijk bij Duurstede.
Hoewel er hier zeker sporen van middeleeuwse bewoning zijn gevonden, lijkt dit gezien de omvang eerder te wijzen op een vrij bescheiden lintdorp van vooral vissers dan op een voor die tijd zeer grote en welvarende stad. Bovendien ontbreken er vooralsnog overtuigende aanwijzingen dat Dorestad een eigen muntslag had. Van de vele (wellicht tientallen) kerkgebouwen die de stad volgens de overlevering gehad zou hebben, is tot nu toe zelfs nooit enig bewezen archeologisch spoor aangetroffen. Evenmin is er tot nu toe iets gevonden dat wijst op de aanwezigheid van een castrum, fort of burcht, terwijl het voor de hand ligt dat de stad iets dergelijks had. Ook de nogal geïsoleerde ligging van Dorestad lijkt slecht te passen bij de functie die het gehad zou hebben als belangrijk tussenstation voor de handel tussen Engeland en Francia; een rechtstreekse aansluiting op een belangrijke rivier in de nabijheid ontbrak, en ook waren er geen eilanden in de nabije buurt. De archeologische metaalvondsten werden verder overwegend in de Romeinse tijd gedateerd. Slechts een gering deel hiervan (8%) leek uit de Karolingische tijd te stammen, terwijl die laatste periode voor Dorestad juist veruit de belangrijkste is.[41]
De suggestie is dan ook wel geopperd dat de hele legende over vroegmiddeleeuws Dorestad in werkelijkheid een voorbeeld is van "historische verplaatsing" (iets soortgelijks zou zijn gebeurd bij de historische beschrijving van sommige andere Nederlandse plaatsen tot pakweg het jaar 1000, met name Nijmegen en Utrecht). De Nederlandse archivaris en (amateur)historicus Albert Delahaye (1915-1987) zorgde voor veel controverse vanwege wat dit betreft totaal van de consensus afwijkende theorieën. Volgens Delahaye heeft de plaats die in kronieken als Dorestad ("Dorestate") wordt benoemd inderdaad bestaan. Echter, dit betreft volgens hem een stad op de plek van het huidige Noord-Franse Ouderwijk (Audruicq). Wat in de Nederlandse traditie altijd voor Dorestad werd gehouden zou in feite Munna zijn, een plaats waarvan de 11e-eeuwse kroniek van Kamerijk melding doet en die bekendstond als schuilplaats voor rovers. De gedane archeologische vondsten bij Wijk bij Duurstede zouden volgens Delahaye geroofde bezittingen kunnen zijn.[42]
Trivia
[bewerken | brontekst bewerken]- Alcuinus van York schreef in circa 782 een kort gedicht over de Rijn met Utrecht als plaats met weiden waar hij een bord pap met boter en honing kon krijgen. Dorestad kon beter links gelaten worden want ene norse Hrotberct, een gierige koopman, gaf daar waarschijnlijk geen onderdak.[43]
Literatuur
[bewerken | brontekst bewerken]Luit van der Tuuk: Dorestad onthuld. De geschiedenis van een vroegmiddeleeuws handelscentrum. Omniboek, 2024. ISBN 9789401912334
Zie ook
[bewerken | brontekst bewerken]Externe link
[bewerken | brontekst bewerken]- Vroegmiddeleeuwse primaire bronnen
- (nl) (la) diverse auteurs (9e eeuw), Annales Bertiniani, jaren 834-863 [2]
- (nl) (la) Annales Fuldenses, jaren 835-857 [3]
- (nl) (la) Annales Xantenses, jaren 834-850 [4]
- (la) Liudger (ca. 800), Vita Gregorii abbatis Traiectensis, in: editie O. Holder-Egger (1887), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores (in folio), 15 deel 1, blz. 71
- (en) Rembertus (circa 875), Vita Anskarii, hoofdstuk VII, XX, XXIV en XXVII
- (en) Willibald, Vita Bonifatii, hoofdstuk 4
- Literatuur
- J. van Doesburg (2000), What's in a name? De naam Wijk in relatie tot de ligging en de functie van de nederzetting, blz. 67-82, in: M.A. van der Eerden-Vonk, J. Hauer en G.W.J. van Omme (2000), Wijk bij Duurstede: 700 jaar stad, Uitgeverij Verloren, ISBN 9065506195
- J. Dijkstra, J. van Doesburg en M.M. Sier (2007), blz. 225-227, in: Archeologische Kroniek Provincie Utrecht 2004- 2005, Rotosmeets Grafiservices, Utrecht, ISSN 1386-8527
- W.A. van Es, H. Sarfatij en P.J. Woltering (1988), Archeologie in Nederland, Meulenhoff Informatief, Amsterdam, ISBN 9029099178
- W.A. van Es en W.A.M. Hessing (1994), Romeinen, Friezen en Franken, in het hart van Nederland, Utrecht-1994, pag. 89-94
- W.A. van Es en W.J.H. Verwers (1985), Archeologie in het Kromme Rijngebied: Het ontstaan van een project, blz. 216-227, in: Maandblad Oud-Utrecht, nr. 5 mei 1985, ISSN 0030-6738
- (en) W.A. van Es en W.J.H. Verwers (1995), House Plans from Dorestad, in: A. Mars et al. (red) (1995), Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, Volume 41, ROB, blz. 173-181, ISBN 90-73104-20-3
- W.A. van Es en W.J.H. Verwers (2000), De voorgeschiedenis van Wijk bij Duurstede, blz. 25-40, in: M.A. van der Eerden-Vonk, J. Hauer en G.W.J. van Omme (2000), Wijk bij Duurstede: 700 jaar stad, Uitgeverij Verloren, ISBN 9065506195
- Gemeente Wijk bij Duurstede (2007), Vondst van de week 12: tussenstand (folder over opgravingen in 2007 in het VeilingPark)
- (en) D.J. Henstra (1999), The evolution of the money standerd in medieval Frisia, Grafisch Centrum RUG, ISBN 9036712025 (pdf-file)
- D.H. de Jager (2002) in: Archeologische Kroniek Provincie Utrecht 2000-2001, blz. 236, PlantijnCasparie, Utrecht, ISSN 1386-8527
- (en) H. Kars en J.M.A.R. Wevers, Early-Medieval Dorestad, an Archaeo-Petrological Study. Part VII: Amber, in: W.A. van Es et al. (red) (1983), Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, Volume 33, ROB, blz 61-81.
- (en) S. Lebecq (1992), The Frisian trade in the Dark Ages; a Frisian or a Frankish/Frisian trade?, in: Carmiggelt, A.,(ed). Rotterdam Papers VII, pp. 7-15
- G.M. de Meyer en C.F.M. Koch (2002), De herkomst van het zilver uit de vroegmiddeleeuwse Friese munten, in: Jaarboek voor Middeleeuwse Geschiedenis 5, Uitgeverij Verloren, ISBN 9065507574
- Navis II project, De vroeg-middeleeuwse haven van Dorestad
- (de) A. Quak (2004), Zum Namen Dorestad, blz. 252-260, in: Astrid van Nahl, Lennart Elmevik en Stefan Brink, Namenwelten: Orts- und Personennamen in historischer Sicht, Walter de Gruyter, ISBN 9783110181081
- Spiegel Historiael, Dorestad, nummer 4 april 1978, Fibula- Van Dishoeck, Haarlem (speciaal nummer samen met Westerheem)
- E. Taverne (2005), Terug naar Dorestad, blz. 171-186, in: R. Rutte en H. van Engen (red) (2005), Stadswording in de Nederlanden: op zoek naar overzicht, Uitgeverij Verloren, Hilversum, ISBN 9789065508492
- F. Theuws (2003), De sleutel van Servaas, Vossiuspers UvA, Amsterdam, ISBN 9056293001 (pdf-file)
- L. Toorians (2005), De etymologie van Dorestat, blz. 42-53, Jaarboek Oud-Utrecht 2005, ISBN 90-71108-24-4
- van der Tuuk, Luit (2005). Denen in Dorestad: de Deense rol in de ondergang van Dorestad. Jaarboek Oud-Utrecht 2005 (1): 6–40 ISBN 9071108244 (verkorte versie)
- A. Willemsen (2009), Dorestad. Wereldstad in de middeleeuwen, Walburg Pers, Zutphen, ISBN 978905730627 3
- Dr. R. van Luttervelt, "De Stichtse Lustwarande", Allert de Lange, Amsterdam 1949, Heemschutserie 62.
- Voetnoten
- ↑ a b c d e van der Tuuk 2005, p. 6–40.
- ↑ a b c d e f g J. Dijkstra, J. van Doesburg en M.M. Sier
- ↑ E. Taverne, blz. 179
- ↑ a b Theuws, blz. 14-16
- ↑ Willemsen (2009), "Entree"
- ↑ W.A. van Es en W.J.H. Verwers (2000), blz. 32
- ↑ a b De Romeinen, Dorestad onthuld
- ↑ Kosmograaf van Ravenna, Cosmographia I.11, Online excerpt en IV.23 Online excerpt
- ↑ L. Tooriaans, blz. 43
- ↑ Lauran Toriaans (1958) studeerde middeleeuwse geschiedenis en Keltische talen.L. Toriaans, De etymologie van Dorestat, Keltisch en Germaans, Jaarboek Utrecht
- ↑ (en) Peter Schrijver (2014). Language Contact and the Origins of the Germanic Languages. Routledge, pp 152-157. ISBN 978-1-138-24537-2. Gearchiveerd op 19 oktober 2021.
- ↑ Waar lag Dorestad?, Dorestad onthuld
- ↑ W.A. van Es en W.J.H. Verwers (2000), blz. 25
- ↑ D.H. de Jager
- ↑ Navis II
- ↑ a b W.A. Casparie en J.E.J. Swarts, Hout, in: Spiegel Historiael, blz. 267-281
- ↑ a b W.A. van Es, H. Sarfatij en P.J. Woltering, blz. 170-172
- ↑ a b c d e W.A. van Es en W.J.H. Verwers (2000), blz. 33-34
- ↑ W.A. van Es en W.J.H. Verwers (1985), blz. 223 spreekt over ten minste 2350 begravenen met een gemiddelde leeftijd van 25-30 jaar en een hoogste leeftijd van 45 jaar. W.A. van Es, H. Sarfatij en P.J. Woltering (1988), blz. 172 spreekt over duizenden graven, alle west-oost gericht. Een derde grafveld wordt hier genoemd [1]. Meer over de vondsten van de andersoortige begravingen
- ↑ D. Eckstein (1978), Dendrochronologisch onderzoek naar ouderdom en herkomst van hout uit waterputten, blz. 308-312, in: Spiegel Historiael
- ↑ W.A. van Es en W.J.H. Verwers (2000), blz. 35-37
- ↑ W.A. van Es en W.J.H. Verwers (1995)
- ↑ H. Kars en J.M.A.R. Weavers
- ↑ D.J. Henstra, blz. 48
- ↑ G.M. de Meyer en C.F.M. Koch, blz. 7
- ↑ H. Enno van Gelder (1978), Munten, in: Spiegel Historiael, blz. 302-304
- ↑ A. Willemsen zegt op blz. 24-25 en 79 dat het gezien moet worden als een kerkje
- ↑ Rembertus, hoofdstuk XX
- ↑ (la) Odbert (11e eeuw), Passio Friderici Episcopi Traiectensis auctore Odberto, in: editie O. Holder-Egger, Monumenta Germaniae Historica, Scriptores (in folio), 15 deel 1, blz. 354
- ↑ A. Willemsen, blz. 161-162
- ↑ L.A. Morden (2007), How much material damage did the Northmen actually do to ninth-centery Europe?, Simon Fraser-universiteit, blz. 182 (thesis). Gearchiveerd op 12 mei 2022.
- ↑ a b [https://historiek.net/dorestad/4049/ MiddeleeuwenVaderlandse geschiedenis Dorestad – Een eeuwenoud handelscentrum]. Historiek (7 februari 2024). Geraadpleegd op 19 februari 2025.
- ↑ Verhaald in onder meer de Annales Bertiniani
- ↑ L.v.d.Tuuk (2013), De Friezen, pp. 199 t/m 206
- ↑ a b c Luit van der Tuuk, De vikingtijd, p.107, Uitgeverij Omniboek (2019)
- ↑ Vondsten n.a.v. een opgraving in het VeilingPark in 2007 lijken erop te duiden dat er meer overbleef dan alleen dit, zie Gemeente Wijk bij Duurstede, Vondst van de week 12
- ↑ W.A. van Es (1978), De ontwikkeling van het onderzoek, in: Spiegel Historiael, blz. 197
- ↑ Dorestad: het Troje van Nederland
- ↑ Rijksmuseum van Oudheden
- ↑ W. Prummel (1978), Vlees, gevogelte en vis, in: Spiegel Historiael, blz. 282-293
- ↑ K.Wayenberg, De Wortels van Dorestad?. SEMafoor (21 mei 2022). Geraadpleegd op 19 februari 2025.
- ↑ De gevonden nederzetting in Wijk bij Duurstede was het roversnest Munna, noviomagus.info
- ↑ K. Smit (1999), Alcuin kreeg een bord pap in Utrecht aan de Rijn, blz. 67-69, in: Oud- Utrecht mei/juni 1999. Gearchiveerd op 27 maart 2022.