Naar inhoud springen

Colombia

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Zie Colombia (doorverwijspagina) voor andere betekenissen van Colombia.
República de Colombia
Kaart
Basisgegevens
Officiële taal Spaans
Hoofdstad Bogota
Regerings­vorm Presidentiële republiek met een presidentieel systeem en een meerpartijenstelsel (democratie)
Staatshoofd Gustavo Petro
Religie christelijk ca. 90%
Oppervlakte 1.141.748 km²[1] (8,8% water)
Inwoners 41.468.384 (2005)[2]
49.084.841 (2020)[3] (43/km² (2020))
Overige
Volkslied Oh Gloria Inmarcesible
Munteenheid Colombiaanse peso (COP)
UTC −5
Nationale feestdag 20 juli
Web | Code | Tel. .co | COL | 57
Voorgaande staten
Verenigde Staten van Colombia Verenigde Staten van Colombia 1863
Detailkaart
Kaart van Colombia
Portaal  Portaalicoon   Colombia
Portaal  Portaalpictogram  Landen & Volken

De Republiek Colombia (Spaans: República de Colombia) is een land in het noordwesten van Zuid-Amerika. De hoofdstad is Bogota. Het land grenst in het noorden aan de Caraïbische Zee, in het oosten aan Venezuela, in het zuidoosten aan Brazilië, in het zuiden aan Peru en Ecuador en in het westen aan Panama en de Grote Oceaan. Met circa 50 miljoen inwoners is Colombia het derde land naar inwonertal van Latijns-Amerika (na Brazilië en Mexico).

Waar zich nu Colombia bevindt woonden van oorsprong verscheidene precolumbiaanse volkeren. Vanaf 1500 koloniseerden Spaanse conquistadores het gebied en stichtten er het Nieuw Koninkrijk Granada. Colombia verkreeg zijn huidige vorm na de onafhankelijkheid in 1819 en het uiteenvallen van de jonge republiek Groot-Colombia in 1831. Geweld en instabiliteit keerden daarna regelmatig terug, tijdens de 1000-daagse Oorlog (1899-1902), La Violencia (1948-1958), en de Colombiaanse Burgeroorlog (1964-heden). Ondanks de successen van het Colombiaans vredesproces, in het bijzonder de totstandkoming van een vredesakkoord tussen de regering en rebellenbeweging FARC (2016), wordt op enkele plekken nog gevochten.

Het Colombiaanse grondgebied strekt zich uit van het Amazoneregenwoud in het zuidoosten tot de rivierendelta's en kustgebieden in het noorden en westen. Grote steden zoals Bogota, Medellín en Cali bevinden zich op hoog niveau in het Andesgebergte. Colombia is een democratie, een republiek en een eenheidsstaat. De economie is de op drie na grootste van het continent en wordt tot de voornaamste groeimarkten van de wereld gerekend. Sinds 28 april 2020 is Colombia lid van de OESO.[4]

Precolumbiaans tijdperk

[bewerken | brontekst bewerken]
Zie Precolumbiaanse geschiedenis van Colombia voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In het precolumbiaanse tijdperk werd het land bewoond door inheemse volken met verschillende niveaus van beschaving en organisatie. De oudst gevonden resten van menselijke bewoning dateren van 16.400 jaar geleden. Het betreffen resten van gereedschap die gevonden zijn nabij Girardot. De oudste resten van menselijke lichamen zijn 12.500 jaar oud en gevonden bij Zipaquirá. Beide plaatsen liggen in het relatief droge Andesgebied. Men gaat er echter van uit dat de warme en vochtige gebieden van de Amazone en de Caraïbische en Pacifische kusten nog eerder werden bewoond hoewel de oudste vondsten daar slechts 9000 jaar oud zijn. De inheemse volken waren rond 3500 v.Chr. jagers en nomadische landbouwers, die de zee- en rivierkusten bevolkten. Met de komst van maïs als voedselbron in de 2e eeuw v.Chr. begonnen groepen zich te vestigen.

Precolumbiaanse culturen

Vroege precolumbiaanse volken waren in het noorden Urabá (ca. 1000 v.Chr - 0) en Sinú (0 - 1000) (vooral bekend om hun uitgebreide systeem voor irrigatie en drainage van landbouwgrond). In het zuidwesten leefden Tumaco, Calima (1000 v.Chr - 800), Malagana (300 v.Chr - 300 n.Chr), Cauca, San Agustín (1000 v.Chr - 1500 n.Chr), Tierradentro, Nariño, Quimbaya (0 - 900) en Tolima (200 v.Chr - 500 n.Chr). Ten tijde van de Spaanse veroveringen waren er drie taalfamilies in Colombia: Chibcha, Maipuriaanse en Arawaktalen.

Drie- tot vierhonderd jaar voor onze jaartelling trokken Chibcha-sprekende indianen vanuit Midden-Amerika naar Colombia, Venezuela en Ecuador. De Chibcha vestigden zich oorspronkelijk aan de Atlantische kust. Arawak-indianen migreerden vanuit het oosten naar Colombia en vestigden zich voornamelijk in de oostelijke rivierengebieden van de Orinoco en Amazone. Rond 1000 n.Chr. trokken oorlogszuchtige Cariben van de Braziliaanse kuststreek en de eilanden naar de Colombiaanse kusten en rivierdalen van de Magdalena en de Cauca en verdreven daar de Chibcha naar hoger gelegen Andes-gebieden.

Precolumbiaanse goud: het Muisca-vlot

De Chibcha bereikten een hoge graad van economische en politieke ontwikkeling. Toen de Europeanen rond 1500 Zuid-Amerika begonnen te ontdekken was de Chibcha de meest prominente etnische groep. Zij waren onderverdeeld in de Muisca en de Tairona, en nog enkele kleinere groepen. De grootste groep, de Muisca, hadden hun woongebied op de hoogvlakten van het huidige Cundinamarca en Boyacá en waren landbouwers. Hun maatschappelijke organisatie draaide om het cacicazgo, het stamhoofd, en een overerfbaar leiderschap via de vrouwelijke lijn. (In het bijzonder: de opvolger/erfgenaam van het stamhoofd was de zoon van zijn zus.) Er bestonden twee grote Muisca bondgenootschappen ten tijde van de Spaanse veroveringen: Bacatá (Bogota) en Hunza (Tunja). Aan het hoofd van de Bacatá stond een Zipa, het opperhoofd. Bij de Hunza heette het opperhoofd Zaque. De kleinere Chibcha-sprekende groep Tairona bevolkten de noordelijke uitlopers van het berggebied Sierra Nevada de Santa Marta. Tairona bestond uit twee groepen, een in het Caraïbische laagland en de ander in de hooglanden van de Andes. De eerste groep leefde van vissen en zoutwinning, producten die ze ruilden voor textiel van de Tairona in het hoogland. Tairona leefden in talrijke goed georganiseerde steden die via stenen wegen met elkaar waren verbonden.

Spaanse verovering en overheersing

[bewerken | brontekst bewerken]
Nuevo Reino de Granada

Rodrigo de Bastidas landde in 1500 als eerste op de Colombiaanse kust. In 1509 stichtte Alonso de Ojeda de noordwestelijke kustplaats San Sebastian de Urabá. Vasco Núñez de Balboa stichtte Santa Maria la Antigua del Darién van waaruit hij een expeditie ondernam naar de Pacifische kust (1513). Met Santa Marta (1525) en Cartagena (1533) kreeg men de kust in handen en van daaruit begon de koloniale overheersing van het binnenland, aangemoedigd door de mythe van 'El Dorado', de overvloedige bron van goud. Onder leiding van Gonzalo Jiménez de Quesada en Sebastián de Belalcázar werd het huidige Colombia "ontdekt" (1536). In 1557 werd in Bogota de 'Real Audiencia del Nuevo Reino de Granada' opgericht. De verovering van Nuevo Reino de Granada werd gekenmerkt door plundering van het Indiaanse cultuurgoed, afdwinging van Spaanse gebruiken en religie, en slavernij. Het harde Spaanse regime en de besmettelijke ziektes die de Spanjaarden onbewust hadden geïntroduceerd leidden tot een sterke afname van de inheemse bevolking. Daarom werden Afrikaanse tot slaaf gemaakten naar Colombia gevoerd om het werk in de mijnen en op de plantages uit te voeren.

In 1717 kreeg het gebied, onafhankelijk van het Onderkoninkrijk Peru, een eigen koloniale jurisdictie onder de naam Virreinato de la Nueva Granada (Onderkoninkrijk Nieuw-Granada). Het land kwam voornamelijk overeen met het huidige Colombia, Ecuador, Venezuela en Panama.

In 1777 scheidde Venezuela zich af.

Onafhankelijkheid van Spanje

[bewerken | brontekst bewerken]

Tot 1810 was het land een kolonie van Spanje en een belangrijke bron van goud. In dit jaar verklaarde Colombia zich onafhankelijk. Spaanse troepen onder leiding van generaal Pablo Morillo heroverden het land echter na de napoleontische oorlogen. Pas in 1819 was er sprake van een echte onafhankelijkheid onder leiding van Simón Bolívar en Francisco de Paula Santander. Simón Bolívar werd de eerste president van Colombia.

Groot-Colombia (1819-1830)

Het toenmalige Colombia, later aangeduid als Groot-Colombia, omvatte behalve het huidige Colombia ook Ecuador, Venezuela en Panama.

In 1830 werd Bolivar afgezet, wat leidde tot het uiteenvallen van de Republiek. Ecuador en Venezuela ontstonden als onafhankelijke staten, Panama bleef onderdeel van Colombia tot 1903. Van het begin af aan was de politieke situatie onrustig onder andere omdat het politieke stelsel uit slechts twee partijen bestond, de liberalen en de conservatieven. Deze tweedeling kwam ook ruwweg overeen met de sociale tweedeling van het land: aan de kust wonen de 'costeños', veelal afstammelingen van de slaven - in het centrale hoogland wonen de 'cachacos', de Spaanse afstammelingen.

Als gevolg van de desolate economische situatie, verschillende staatsgrepen en voortdurende gewelddadige conflicten begon in 1899 de 1000-daagse Oorlog tussen de regerende conservatieven en troepen van de liberalen. De oorlog, die tot 1902 duurde, zou uiteindelijk tussen de 60.000 en 130.000 levens eisen en het land vernield achterlaten. In 1903 leidde een militaire opstand, gesteund door de VS die het Panamakanaal wilde bouwen, tot de afscheiding van de toenmalige provincie Panama.

In 1928 vond het bloedbad van de Bananenstaking plaats. De Amerikaanse United Fruit Company had een monopolie in de bananenplantages en buitte de werknemers uit. De staking werd met geweld gebroken met honderden slachtoffers als gevolg.

Vanaf 1948 vond een bloedige volksopstand plaats nadat de liberale presidentskandidaat Jorge Eliécer Gaitán werd vermoord. De volksopstand in Bogota, met 2500 doden tot gevolg, verspreidde zich over het gehele land. Deze strijd, bekend als La Violencia, heeft het leven gekost aan waarschijnlijk meer dan honderdduizend mensen.[5] Steden en dorpen werden platgebrand en meer dan een miljoen mensen vluchtten naar Venezuela.

Commandanten van de FARC, de grootste rebellengroep tijdens de Colombiaanse Burgeroorlog

De starre houding van de conservatieve regering van Laureano Gómez (1950-1953) en haar repressief optreden gaven aanleiding tot een geweldloze militaire staatsgreep in 1953. De militaire dictator generaal Gustavo Rojas Pinilla (1953-1957) bood de liberale guerillas in juni 1953 amnestie en bescherming. In 1958 kwam hieruit een politieke oplossing voort in de vorm van het Nationaal Front, een akkoord over machtsdeling dat tot 1974 standhield. De twee grote politieke partijen, de conservatieven en de liberalen, namen afwisselend het bestuur van het land op zich.[6] Dat leidde echter niet tot een wezenlijke vermindering van het geweld omdat velen zich door deze afspraak voelden uitgesloten van het democratisch proces. Deze periode duurde tot 1974 maar van 1965 tot 1968 werd de staat van beleg nog uitgeroepen als gevolg van geweld van linkse guerrilla's en opstand vanuit de Universiteit van Bogota.

In 1964 trad de regering op tegen linkse guerillas. De campagne was tactisch succesvol maar de repressie creëerde de voedingsbodem voor een sterke marxistische guerillabeweging en radicaliseerde andere organisaties. De regering legaliseerde het optreden van privémilities. De opkomende drugshandel compliceerde de situatie verder omdat hij een permanent inkomen verschafte aan verschillende gewapende partijen, die op die manier belang hadden bij het voortduren van de chaos. In 1965 ontstond het maoïstische Ejército Popular de Liberación ("volksbevrijdingsleger," EPL); in 1974 de Movimiento 19 de Abri (M19, genoemd naar de datum van de naar verluidt frauduleuze presidentsverkiezingen van 1970).

De jaren 60 luidden het begin in van de Colombiaanse Burgeroorlog. Tegenover de overheid ontstonden al kort na La Violencia linkse guerrillagroepen zoals de FARC en het Ejército de Liberación Nacional ("nationaal bevrijdingsleger," ELN). Grootgrondbezitters richtten privélegers op ter verdediging van hun land. Daaruit ontstonden paramilitaire rechtse strijdgroepen waarvan de AUC de grootste is. Met de opkomst van de cocaïneproductie, bekend geworden door prominente drugsbaronnen als Pablo Escobar, bewapende de Colombiaanse maffia zich ook op grote schaal. De maffia maakte daarbij gebruik van bescherming door strijdgroepen aan beide zijden en financierde in ruil daarvoor oorlogsactiviteit met drugsgeld.

De strijd tegen paramilitair geweld, guerrilla, cocaïnemaffia, corruptie en machtsmisbruik is van voortdurende invloed op de politieke situatie. Zo werd presidentskandidaat Íngrid Betancourt, voorstander van dialoog, door de FARC van 2002 tot 2008 jaar ontvoerd. Deze factoren maakten het voor buitenlandse investeerders een onaantrekkelijk land en dat weerspiegelt zich in de economische situatie. President Álvaro Uribe volgde aan het begin van de 21e eeuw enerzijds een harde lijn tegen het rebellengeweld en probeerde anderzijds grip te krijgen op de paramilitaire groepen door overeenkomsten te sluiten en ze te demobiliseren of te integreren in leger en politie. Zijn opvolger Juan Manuel Santos zette deze lijn voort en zocht tegelijkertijd ook met de FARC de onderhandelingstafel op. Zo kwam het in 2016 tot een vredesakkoord tussen de regering en de FARC. Het akkoord werd in eerste instantie per referendum afgewezen door de bevolking. Een herschreven versie (zonder referendum) leidde alsnog tot een getekend akkoord, en leverde president Santos de Nobelprijs voor de Vrede op "voor zijn resolute inspanningen om een einde te maken aan de burgeroorlog die meer dan vijftig jaar woedde". De internationale gemeenschap ondersteunt de Colombiaanse regering in het herstel van de rechtsstaat, het herstel van het gezag over het gehele grondgebied van Colombia en een oplossing voor het gewapende conflict in Colombia. Een groep landen, de G-24, functioneert hierbij als controlerend orgaan.

Vanaf 2017 kreeg het land te kampen met een massale vluchtelingenstroom uit het buurland Venezuela, waar de economie was ingestort en hyperinflatie heerste. Miljoenen Venezolanen kwamen er over de grens, van wie er twee miljoen in Colombia bleven en moesten worden opgevangen.

In 2019/2020 vierde het land de 200-jarige onafhankelijkheid van Spanje met een reeks van festiviteiten op diverse data, onder meer op de nationale feestdag 20 juli. Deze viering vond wereldwijd plaats, onder meer ook in de Verenigde Staten waar de Niagara-waterval werd verlicht in de "bolivariaanse" kleuren. Strikt genomen werd de onafhankelijkheid reeds uitgeroepen, maar nog niet verwezenlijkt, in 1810.

De slag bij Boyacá op 7 augustus 1819 was de beslissende slag, die het succes verzekerde van Bolívars campagne ter bevrijding van Nieuw-Granada. Deze slag wordt beschouwd als het begin van de onafhankelijkheid van het noorden van Zuid-Amerika en wordt als belangrijk beschouwd omdat het leidde tot de volgende overwinningen op de Spaanse koloniale troepen bij Carabobo in Venezuela, Pichincha in Ecuador en Junín en Ayacucho in Peru.

Fysieke kenmerken

[bewerken | brontekst bewerken]
Geografische indeling

Er zijn in Colombia in grote lijnen 5 gebieden die onderscheiden kunnen worden naar klimaat en landschap:

  • de Andes in het westen. Hier woont het grootste deel van de bevolking, voornamelijk in de miljoenensteden Bogota, Medellín en Cali;
  • de Caraïbische kust. Ook hier bevinden zich enkele belangrijke bevolkingscentra, zoals Cartagena en Barranquilla;
  • de Pacifische kust;
  • de vlaktes van de Orinoco;
  • het oerwoud van de Amazone (het Orinoco- en Amazonegebied). Dit beslaat 54% van de oppervlakte van Colombia, maar er woont maar 3% van de Colombianen.

Door de vele gebergtes is Colombia rijk aan rivieren. Het merendeel hiervan stroomt in en naar het oosten. De belangrijkste rivieren in het noorden zijn de Meta, de Vichada en de Guaviare (allen in het stroombekken van de Orinoco). In het westen van het land stromen de Magdalena (in de dalen van de Andes) en de Cauca.

Zie Geologie van Colombia voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Honda aan de Magdalenarivier

Colombia ligt vrijwel op de evenaar maar door de grote hoogteverschillen komen er vier verschillende klimaatzones voor. 83% van het land ligt lager dan 1000 meter en de gemiddelde temperatuur is er 24 °C. 9% van het land ligt tussen 1000 meter en 2000 meter hoogte met een gemiddelde temperatuur van 18 °C. 6% van het landoppervlak ligt tussen 2000 en 3000 meter met een gemiddelde temperatuur van 12 °C. Eeuwige sneeuw vindt men boven 4500 meter hoogte.

De seizoenen worden in Colombia eerder gekarakteriseerd door regenval dan door temperatuurwisselingen. In de lage gebieden aan de Caraïbische kust (het noorden) is er een droog seizoen van december tot maart, de rest van het jaar is het regenachtig. In het zuiden wordt het regenseizoen onderbroken door een periode van minder regen in juni en juli, aan de Pacifische kust komt een droog seizoen bijna niet voor. Het schiereiland van La Guajira aan de Caraïbische Zee, dat in de regenschaduw van de Sierra Nevada de Santa Marta ligt, heeft juist een steppeklimaat en hetzelfde geldt voor de kleine Tatacoa-woestijn in het Andesgebergte.

Zie Natuur in Colombia voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Colombia is zeer rijk in plantengroei, er leven 45000 soorten planten waarvan velen endemisch; grote delen van het land zijn met tropisch regenwoud bedekt. Aan de kust komen mangrovebossen voor. De bovenloop van de Magdalena bestaat grotendeels uit savanne, de llanos. De kerstorchidee (Cattleya trianae) is de nationale bloem van Colombia. De Andescondor is de nationale vogel van Colombia, de grootste van de 1851 soorten vogels van Colombia. 18% van het totale aantal soorten vogels wereldwijd leeft in Colombia. De waspalm, Ceroxylon quindiuense is de hoogste palm ter wereld en de nationale boom van Colombia.

De meeste mensen wonen in het Andesgebied en het Caraïbisch kustgebied. Zo'n 49% van de Colombianen woont in de steden. Slechts een klein percentage van de bevolking is van inheemse afkomst. Ongeveer de helft van de bevolking bestaat uit mestiezen 58%, 20% is blank, 3,4% is van de inheemse bevolking en 10,6% is van Afrikaanse afkomst. Het overgrote merendeel van de bevolking spreekt Spaans, in het kustgebied Caraïbisch-Spaans. De meerderheid van de Colombianen is rooms-katholiek, ook zijn er voornamelijk onder de inheemse bevolking aanhangers van natuurgodsdiensten.

Volgens het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties leefde in Colombia 64,0% van de bevolking onder de armoedegrens in de periode 2000-2007.[7] In 2009 was dit nog 49,2% en in 2011 is het percentage van de Colombiaanse bevolking dat onder de armoedegrens leeft verder afgenomen tot 45,5%.[8]

Bestuur en politiek

[bewerken | brontekst bewerken]

Staatsinrichting

[bewerken | brontekst bewerken]

Colombia is een presidentiële republiek en een van de oudste democratieën in Zuid-Amerika. De huidige grondwet dateert van 1991.

Het volk is vertegenwoordigd in het Congres, dat uit twee kamers bestaat: de Kamer van Afgevaardigden (188 leden) en de Senaat (108 leden). De ministers zijn geen verantwoording verschuldigd aan het parlement maar aan de president, die ook regeringsleider is. De president is tevens de bevelhebber over het leger, maar in conflictgebieden heeft het leger een vergaande staatsrechtelijke bevoegdheid.

Een presidentiële ambtstermijn bedraagt volgens de grondwet vier jaar en een president kan niet worden herkozen. Een uitzondering hierop bestond in de periode 2005–2015, toen een herverkiezing voor een tweede ambtstermijn was toegestaan. De presidenten Álvaro Uribe (2002–2010) en Juan Manuel Santos (2010–2018) dienden elk twee ambtstermijnen.

Bestuurlijke indeling

[bewerken | brontekst bewerken]
Departementen van Colombia
Zie Departementen van Colombia voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Colombia is een eenheidsstaat die bestaat uit 32 departementen plus het Hoofdstedelijk District van Bogota. Departementen met veel inwoners zijn verder ingedeeld in regio's of provincies, die vooral dienen ter ondersteuning van het bestuur van het betreffende departement en de gemeenten. Ze hebben zelf weinig macht. Het laagste bestuursniveau is doorgaans dat van de gemeente (municipio). De dichtstbevolkte departementen bestaan uit meer dan honderd gemeenten, de dunstbevolkte maar uit enkele (die dan vaak groter zijn dan Vlaanderen). In sommige departementen worden zeer dunbevolkte gebieden bestuurd als departementale districten (corregimiento departamental) of gemeentelijke districten (corregimientos municipal).

Mensenrechten

[bewerken | brontekst bewerken]

Amnesty International meldde in het Jaarboek 2007: "Ofschoon sommige vormen van geweld in verband met het slepende conflict in Colombia terugliepen, met name moordpartijen en ontvoeringen, waren ernstige mensenrechtenschendingen nog altijd aan de orde van de dag. Alle partijen bij het conflict (...) schonden de mensenrechten en het internationaal humanitair recht. Ze waren verantwoordelijk voor oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid. Het aantal mensen dat ontheemd raakte door het conflict liep terug, maar het grote aantal ontheemde mensen bleef een punt van zorg. Vakbondsmensen en mensenrechtenactivisten waren het doelwit van geweld, met name door paramilitaire groeperingen. Er waren aanhoudende berichten over buitengerechtelijke executies door leden van de veiligheidstroepen, gerichte moordpartijen op burgers en ontvoeringen door guerrillatroepen."[9]

Energievoorziening

[bewerken | brontekst bewerken]

In 2014 produceerde het land 127 miljoen ton olie-equivalent (Mtoe, 1 Mtoe = 11,63 TWh), waarvan 94% fossiele energie was. Dat was veel meer dan nodig voor de energievoorziening, het TPES (total primary energy supply) was 34 Mtoe. Het land exporteerde 88 Mtoe fossiele brandstof meer dan het importeerde.

Van de energie ging ongeveer 8 Mtoe verloren bij conversie in de energie-industrie. Voor eindgebruikers resteerde 25 Mtoe, waarvan 4,4 Mtoe aan elektriciteit[10] die voor 71% met waterkracht opgewekt werd.[11]

De uitstoot van kooldioxide was 73 megaton, dat is 1,5 ton per persoon.[12] Het wereldgemiddelde is 4,5 ton per persoon.[13]

Barranquilla - Atlántico
Centrale plein van Nemocón

De meeste toeristen komen naar Colombia tijdens de beroemde festivals (zoals de Feria de Cali, het Carnaval van Barranquilla, het Festival de Teatro Iberoamericano en de Feria de las Flores in Medellín). Veel mensen komen ook tijdens de kerstperiode en de festiviteiten rond de Onafhankelijkheidsviering van Colombia.

Voormalig president Uribe heeft vanaf 2002 hard gewerkt aan het vergroten van de stabiliteit en veiligheid van Colombia. Dit heeft hij vooral gerealiseerd door de militaire inspanningen en de aanwezigheid van politie door het hele land te vergroten. Dit heeft een positief effect gehad op de economie van het land, vooral het toerisme. In 2006 verwachtte het land circa 1,5 miljoen internationale toeristen – 50% meer dan het voorgaande jaar. Zelfs Lonely Planet, de uitgever van de bekende reisgidsen voor rugzaktoeristen, heeft Colombia gekozen als een van de 10 belangrijkste bestemmingen voor 2006.

Liefhebbers van ornithologie of vogelkunde kunnen 1851 soorten vogels ontdekken waarvan 81 soorten die alleen in Colombia voorkomen, deze soorten zijn endemisch. Natuurliefhebbers, voorstanders van duurzaam toerisme en ecotoerisme kunnen 45.000 soorten planten bekijken waaronder de nationale boom van Colombia de waspalm, Ceroxylon quindiuense.

De Nederlandse regering geeft niet één reisadvies voor heel Colombia. Voor enkele toeristische gebieden gelden geen bijzondere risico's, voor andere gebieden wordt reizen sterk afgeraden.[14]

Werelderfgoed
Musea
Ecotoerisme

Colombiaanse literatuur

[bewerken | brontekst bewerken]

Colombiaanse dichters en romanschrijvers hebben door de omvang van het Spaanse taalgebied altijd een internationaal publiek bediend. Een vroege bekende naam is die van de dichter José Asunción Silva (1865-1896) die mee aan de wieg stond van het Latijns-Amerikaanse modernisme. Met het magisch realisme van Gabriel García Márquez (1927-2014) werd ook de niet-spaanstalige wereld zich bewust van de Colombiaanse literaire scène, wat uiteindelijk concreet gestalte kreeg in de toekenning van de Nobelprijs in 1982.

De turbulente sociale en politieke ontwikkelingen in Colombia inspireerde specifiek Colombiaanse romangenres. Gustavo Álvarez Gardeazábal (1945) schreef met Cóndores no entierran todos los días ("Condors worden niet elke dag begraven") een bekende vertegenwoordiger van de novela de la Violence (Violencia-roman).[15]

Luis Fayad (1945) en Miguel Torres (1942) zijn vroege beoefenaars van het genre novela urbana (stadsroman). De eerste verwierf bekendheid met Los parientes de Ester ("Esthers verwanten"). Latere vertegenwoordigers zijn Laura Restrepo (1950), Mario Mendoza (1964), Andrés Caicedo (1951–1977), Antonio Caballero (1945) en Alonso Salazar (1960). Bij verscheidene van deze auteurs vormt de cocaïnehandel een belangrijk thema of minstens een permanente achtergrond, vandaar de naam "narcoroman" voor een bepaald subgenre.[15]

De nieuwste generatie Colombiaanse romanschrijvers gaat terug op zoek naar een nationale identiteit in het post-Escobartijdperk. Juan Gabriel Vásquez (1973) verwierf in 2011 erkenning met El ruido de las cosas al caer ("Het geluid van dingen die vallen"), bekroond met de Premio Alfaguara. Pablo Montoya (1963) won in 2015 de Rómulo Gallegosprijs voor zijn het jaar daarvoor verschenen Tríptico de la infamia ("Drieluik van de schande").[16]

Bekende Colombianen

[bewerken | brontekst bewerken]
Zie Lijst van bekende Colombianen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Zie de categorie Colombia van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.