onbestaanbaar

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From on- +‎ bestaanbaar.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ɔm.bəˈstaːn.baːr/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: on‧be‧staan‧baar

Adjective

[edit]

onbestaanbaar (comparative onbestaanbaarder, superlative onbestaanbaarst)

  1. impossible, not able to exist
  2. impossible, untenable
  3. insufferable, intolerable, obnoxious

Declension

[edit]
Declension of onbestaanbaar
uninflected onbestaanbaar
inflected onbestaanbare
comparative onbestaanbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial onbestaanbaar onbestaanbaarder het onbestaanbaarst
het onbestaanbaarste
indefinite m./f. sing. onbestaanbare onbestaanbaardere onbestaanbaarste
n. sing. onbestaanbaar onbestaanbaarder onbestaanbaarste
plural onbestaanbare onbestaanbaardere onbestaanbaarste
definite onbestaanbare onbestaanbaardere onbestaanbaarste
partitive onbestaanbaars onbestaanbaarders

Derived terms

[edit]