bijblijven

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From bij +‎ blijven.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈbɛi̯ˌblɛi̯.və(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: bij‧blij‧ven

Verb

[edit]

bijblijven

  1. (intransitive) to keep up, to not fall behind
  2. (transitive) to stick with, to persist (in memory)

Conjugation

[edit]
Conjugation of bijblijven (strong class 1, separable)
infinitive bijblijven
past singular bleef bij
past participle bijgebleven
infinitive bijblijven
gerund bijblijven n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular blijf bij bleef bij bijblijf bijbleef
2nd person sing. (jij) blijft bij, blijf bij2 bleef bij bijblijft bijbleef
2nd person sing. (u) blijft bij bleef bij bijblijft bijbleef
2nd person sing. (gij) blijft bij bleeft bij bijblijft bijbleeft
3rd person singular blijft bij bleef bij bijblijft bijbleef
plural blijven bij bleven bij bijblijven bijbleven
subjunctive sing.1 blijve bij bleve bij bijblijve bijbleve
subjunctive plur.1 blijven bij bleven bij bijblijven bijbleven
imperative sing. blijf bij
imperative plur.1 blijft bij
participles bijblijvend bijgebleven
1) Archaic. 2) In case of inversion.