Gaan na inhoud

wagen

Vanuit Wiktionary, die vrye woordeboek.
Enkelvoud Meervoud
Naamwoord wagen mwagens 
Verkleinwoord wagentje,
  (Vlaams:)
  wagenke
wagentjes,
  (Vlaams:)
  wagenkes 
Verouderde vorme
Genitief wagenswagens
IPA:
Nederlands: [ˈʋaːɣ̊ə(n)], meervoud: [ˈʋaːɣ̊əns]
Belgies: [ˈβaːʝə(n)], meervoud: [ˈβaːʝəns]
  1. Wa
  2. Motor

    Sinonieme

2. auto
Meervoud van ☞ waag.
Stamtye
wagenwaagdegewaagd  
Tydvorme
PersoonTeenwoordige TydVerlede Tyd
ikwaagwaagde
jij, uwaagt
hij, zij, hetwaagt
wij, jullie, zijwagenwaagden
Gebiedende WysVoltooide deelwoordOnvoltooide deelwoord
waaggewaagdwagend
 
Hulp:IPA: [ˈʋaɣ̊ə(n)]
   
(lêer)
Waag

    Eienskappe

Oorganklike werkwoord.
HulpwerkwoordeBedrywendLydend
Onvoltooidworden
Voltooidhebbenzijn

Die voltooide deelwoord kan attributief gebruik word.
Swakke werkwoord met agtervoegsel -de.